Op de weg
o.a. voorrangsregels en parkerenVoorrangregels
Je moet altijd voorrang verlenen aan trams. Op wegen waar de maximumsnelheid 60 km/h of minder bedraagt, moet je voorrang verlenen aan bussen die bij een halte wegrijden.
Verlichting
Het voeren van dimlicht of dagrijlicht (ook led) overdag is verplicht. Let op: In tunnels, bij weinig licht en bij slecht zicht is dagrijlicht niet voldoende en moet je dimlicht voeren.
Rijden onder invloed
Het maximaal toegestane alcoholgehalte in het bloed is 0,2 promille.
Veilig inhalen
Rijd altijd met een ruime boog om fietsers heen; als je met je auto een fietser inhaalt, moet je zijdelings minstens 1,50 m afstand houden ten opzichte van de fietser. Bij een weg met twee rijstroken moet je in dat geval de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer gebruiken om de fietser in te halen.
Rijden in een tunnel
Je bent in een tunnel verplicht te rijden met dimlicht, dagrijlicht is onvoldoende. Meer informatie over veilig rijden in een tunnel vind je hier.
Rijden in de bergen
Op bergwegen gelden geen speciale voorrangsregels. Gewoonlijk verleent echter degene die het makkelijkst kan uitwijken of terugrijden, voorrang. Meer informatie over veilig rijden in de bergen vind je hier.
Rotonde
- Als je een rotonde wilt oprijden, moet je voorrang verlenen aan bestuurders die al op de rotonde rijden als dat met verkeerstekens wordt aangegeven. Op een rotonde zonder verkeerstekens, moet je voorrang verlenen aan verkeer van rechts, net als op een gewone gelijkwaardige kruising.
- Als je op een rotonde rechtsaf wilt slaan, moet je dat al voordat je de rotonde oprijdt aangeven met je richtingaanwijzer. Als je op de rotonde rechtdoor of linksaf wilt, geef je richting aan ter hoogte van de laatste afrit vóór de afrit die je wilt nemen. Je moet ook richting aangeven als je op de rotonde van rijstrook wisselt.
Inhalen
- Gewoonlijk moet je een rijdende tram rechts inhalen. Je mag een rijdende tram echter ook links inhalen in een eenrichtingsstraat of als er rechts geen plaats is.
- Je mag een stilstaande tram niet voorbijrijden tijdens het in- en uitstappen van passagiers als er geen vluchtheuvel is.
Parkeren en stilstaan
Het is verboden stil te staan of te parkeren op plaatsen waar je voertuig niet goed zichtbaar is of een obstakel vormt voor het overige verkeer, zoals in een bocht, in een tunnel of op een heuvel. Het is verboden stil te staan op onder andere de volgende plaatsen:
- Binnen 5 m van een oversteekplaats voor fietsers of voetgangers.
- Binnen 5 m van een spoorwegovergang.
- Binnen 20 m van een bord dat een bus- of tramhalte aangeeft.
Parkeren is verboden op onder andere de volgende plaatsen:
- Binnen 20 m van een tram- of bushalte of een taxistandplaats.
- Op voorrangswegen waar sneller dan 50 km/h mag worden gereden.
- Op uitwijkplaatsen langs smalle wegen.
- Langs een doorgetrokken witte lijn.
Let op: In de hoofdstraten van sommige grote steden, waaronder Oslo, is het verboden stil te staan. Dit wordt aangegeven door een bord met daaronder de tekst All stans forbudt (stilstaan verboden), soms met een onderbord waarop wordt vermeld wanneer het verbod om stil te staan geldt.
Toeteren
Om te waarschuwen voor gevaar mag je als bestuurder toeteren of knipperen met je lampen. Onnodig of overdadig gebruik is verboden.
Busbaan
Elektrische auto's en auto's die rijden op waterstof mogen ook op de busbaan, gecombineerde bus- en taxibaan en carpoolstrook (2+) rijden.
Let op: Onderborden van verkeersborden die aangeven dat het bord wel of juist niet geldt voor een bus of taxi, zijn niet van toepassing op bestuurders van elektrische auto's. Op de busbaan moet je rekening houden met de dode hoeken voor de buschauffeur (ruimten rond de bus waar de chauffeur je niet kan zien).
Slepen
Het slepen van één auto met pech over een korte afstand is toegestaan mits de gesleepte auto goed kan remmen en de sleepkabel of -stang niet te lang is en duidelijk wordt gemarkeerd. Je wordt geadviseerd het slepen over te laten aan een sleepdienst. Het is toegestaan maar niet verplicht om bij het slepen de alarmlichten te laten knipperen.
Veilig wandelen
Voetgangers dienen zoveel mogelijk aan de linkerkant van de weg te lopen als een voetpad ontbreekt, behalve in bijzondere situaties of als dat gevaar voor ze oplevert. Mensen die met een fiets of bromfiets aan de hand lopen, moeten aan de rechterkant van de weg lopen.
Konvooi
Bij hevige sneeuwval is het op sommige wegen (bergpassen) in Noorwegen alleen toegestaan om in een begeleid konvooi te rijden. Een dergelijk konvooi bestaat uit een reeks auto's die wordt voorafgegaan door een sneeuwruimer met achteraan een tweede hulpvoertuig. Om aan een konvooi te mogen deelnemen, moet je op winterbanden (met M+S-symbool) rijden, voldoende brandstof in je tank hebben en warme kleding, winterschoenen en een zaklamp, sleepkabel en sneeuwschep bij je hebben. Ook wordt aangeraden eten en een thermosfles met een warme drank mee te nemen. Tijdens het rijden in en konvooi moet je je alarmlichten en een eventuele mistlampen laten branden.
Ook bij een wegversmalling door wegwerkzaamheden, in bijvoorbeeld een tunnel, wordt soms in konvooi gereden.
Sommige wegen worden in de winter 's nachts geheel afgesloten tijdens extreme weersomstandigheden.
Op vegvesen.no/en/traffic-information/trafikksikkerhet/how-to-drive-in-a-convoy (Engelstalig) vind je meer informatie over het rijden in een konvooi (Noors: kolonnekjøring).
In de auto
o.a. flitspaalsignalering en telefoongebruikMobiele telefoon
Je mag als bestuurder van een gemotoriseerde voertuigen tijdens het rijden geen telefoon vasthouden. Ook als het voertuig stilstaat in de file of voor een rood verkeerslicht mag je als bestuurder geen mobiele telefoon vasthouden.
Kinderen in de auto
Kinderen kleiner dan 1,35 meter moeten in een goedgekeurd en passend kinderzitje worden vervoerd. Kinderen tussen de 1,35 en 1,50 meter mogen op een goedgekeurde en passende zittingverhoger met veiligheidsgordels worden vervoerd. Het wordt in Noorwegen aangeraden om kinderen onder de 4 jaar in een kinderzitje met de rug naar voren of in een kinderzitje op de achterbank te vervoeren. Als een kind met de rug naar voren, voor in de auto in een kinderzitje wordt vervoerd, moet de airbag uitgeschakeld zijn.
In Noorwegen is het de verantwoordelijkheid van de bestuurder om ervoor te zorgen dat kinderen onder de 15 jaar een autogordel dragen.
Uitrusting
o.a. lading en winterbandenLading
De lading mag maximaal 1 m naar voren uitsteken.
In de breedte mag de lading maximaal 15 cm aan beide zijden uitsteken. Wanneer de lading meer uitsteekt, moet aan het uiteinde een rood-witte reflecterende markering worden aangebracht en in het donker ook licht.
Wanneer de lading meer dan 1 m naar achteren uitsteekt, moet de lading zijn voorzien van een reflecterend bord van 50 x 50 cm, voorzien van diagonale rode en witte strepen (onder meer verkrijgbaar bij anwb.nl/webwinkel. 's Nachts en bij slecht zicht moet uitstekende lading voorzien zijn van verlichting.
Fietsendrager
Fietsen mogen, anders dan andere lading, meer dan 15 cm aan beide zijkanten uitsteken. Op een auto met een breedte van <1,80 m moeten fietsen zo worden geplaatst dat de breedte van 1,80 m niet wordt overschreden. Als fietsen zijdelings uitsteken, moeten ze zo worden geplaatst dat ze aan beide kanten ongeveer even ver uitsteken. Als de fietsendrager de achterlichten en reflectoren van je voertuig geheel of gedeeltelijk bedekt, moet de drager zijn voorzien van een verlichtingsbalk.
Kentekenplaat en NL-sticker
Als de fietsendrager of bagagebox op de trekhaak de kentekenplaat van je voertuig geheel of gedeeltelijk bedekt, moet je er een witte kentekenplaat op aanbrengen met het kenteken van het voertuig. Je moet in dat geval ook een ovale witte NL-sticker aanbrengen op de fietsendrager of bagagebox. Je mag de sticker niet op de witte kentekenplaat plakken. Je kunt de NL-sticker eventueel op een fiets aanbrengen. Een NL-sticker is verkrijgbaar via anwb.nl/webwinkel.
Winterbanden en sneeuwkettingen
Het gebruik van winterbanden is voor personenvoertuigen met een toegestane maximummassa van 3.500 kg niet verplicht, maar bestuurders hebben wel de plicht ervoor te zorgen dat hun auto bij winterse omstandigheden is voorzien van banden die voldoende grip hebben op het wegdek. Het wordt dan ook sterk aangeraden om winterbanden te gebruiken op de Noorse wegen in het winterseizoen.
Sneeuwkettingen zijn verplicht bij winterse omstandigheden, wanneer men niet op winterbanden rijdt.
De minimale profieldiepte voor alle banden is van 1 november t/m de eerste zondag na Pasen 3 mm. Dit geldt ook voor campers met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg (tot 7.500 kg).
Bekijk alle informatie over winterbanden in Noorwegen. Meer informatie over sneeuwkettingen en sneeuwsokken op anwb.nl/webwinkel/sneeuwkettingen-informatie.
Winterbanden voor zware voertuigen
Voor voertuigen met een toegestane maximummassa van 3.500 kg of meer, met uitzondering van campers tot 7.500 kg, is het van 15 november t/m 31 maart verplicht om op winterbanden te rijden. Dit moeten winterbanden zijn met een sneeuwvloksymbool (SPMSF) op ten minste de aangedreven as en de stuuras (op overige wielen mogen dit eventueel ook winterbanden met het M+S-symbool zijn). De minimale profieldiepte voor winterbanden is 5 mm.
Ook is het voor dergelijke voertuigen verplicht in het winterseizoen sneeuwkettingen mee te nemen ongeacht de weersomstandigheden of de toestand van de weg. Voor zware campers met een toegestane maximummassa tot 7.500 kg geldt wel de plicht om bij winterse omstandigheden te rijden op banden die voldoende grip hebben op het wegdek.
Bekijk alle informatie over winterbanden in Noorwegen. Meer informatie over sneeuwkettingen en sneeuwsokken op anwb.nl/webwinkel/sneeuwkettingen-informatie.
Caravan/aanhangwagen
o.a. afmetingen en spiegelsAfmetingen
- Breedte combinatie (excl. spiegels): 2,55 m
- Hoogte combinatie: 4 m
- Lengte aanhanger (excl. dissel): 12 m
- Lengte combinatie: 19,50 m
Let op: Een eventuele fietsendrager wordt achterop wordt meegerekend in de lengte. Als een aanhangwagen of caravan meer dan 2,30 m breed is, en bovendien meer dan 50 cm breder is dan het trekkende voertuig (excl. autospiegels), moeten voor op de caravan(opzet)spiegels van de auto witte reflectoren worden aangebracht. Op enkele kleinere wegen kan de maximumlengte van de lengtecombinatie korter zijn. Dit wordt met borden aangegeven.
Spiegels
Auto's die een caravan trekken, moeten altijd zijn uitgerust met speciale caravanspiegels aan beide zijden.
Extra brede aanhanger
Voor het vervoer van een aanhanger die breder is dan 2,55 m, moet een speciale vergunning worden aangevraagd. Neem voor meer informatie contact op met de Noorse dienst Openbare Wegen via firmapost@vegvesen.no of bezoek vegvesen.no.
Fietsregels
o.a. fietshelm en elektrische fietsFietshelm
Het dragen van een fietshelm is niet verplicht, maar wordt wel geadviseerd in Noorwegen. Voor een speedpedelec is een bromfietshelm verplicht, meer informatie hieronder.
Speedpedelec
De bestuurder van een speedpedelec moet in het bezit zijn van een bromfietsrijbewijs AM.
Een bestuurder van een speedpedelec moet een goedgekeurde bromfietshelm (norm ECE 22.05 of 22.06) dragen. Voor zover bekend is een speedpedelec-helm (norm NTA 8776) niet toegestaan.
Speedpedelecs mogen niet op het fietspad rijden.
Mobiele telefoon
Het is wettelijk niet verboden om een telefoon vast te houden tijdens het fietsen, maar het wordt wel sterk afgeraden. Voor bestuurders van een speedpedelec (motorvoertuig) is het wel verboden om een telefoon vast te houden tijdens het fietsen.
Passagiers
Alleen kinderen onder de 10 jaar mogen als passagier op de fiets worden vervoerd. Je mag twee kinderen onder de 6 jaar op de fiets vervoeren. Als je een aanhanger (fietskar) gebruikt, mag je daarnaast maar één kind onder de 10 jaar op de fiets zelf vervoeren.
Aanhanger
Het is toegestaan om te rijden met een fiets waaraan een aanhanger is gekoppeld. In een aanhanger (fietskar) mag je maximaal twee kinderen onder de zes jaar vervoeren, maar slechts één kind boven de zes jaar. Voor kinderen in een aanhanger geldt geen leeftijdslimiet, maar het maximale laadvermogen van de aanhanger mag niet worden overschreden.
Fietsen onder invloed
Als een fietser zichtbaar onder invloed is en de fiets niet meer goed kan besturen, kan een boete worden gegeven.
Plaats op de weg
Waar fietspaden zijn, moeten ze ook gebruikt worden. Fietsers mogen fietsen op voetpaden en stoepen en in voetgangersgebieden, mits voetgangers daar geen hinder van ondervinden en fietsers niet harder dan stapvoets (6 km/h) rijden. Fietsers mogen ook fietsen op voetgangersoversteekplaatsen, maar ze zijn in dat geval geen voetgangers en hebben daarom geen voorrang.
Busbaan
Je mag ook op de busbaan, gecombineerde bus- en taxibaan en carpoolstrook (2+) fietsen, behalve op wegen die verboden zijn voor fietsers (zoals autowegen en autosnelwegen). Fietsers op de busbaan moeten rekening houden met de dode hoeken voor de buschauffeur (ruimten rond de bus waar de chauffeur je niet kan zien).