Naar de inhoudLogo van de ANWBANWB Homepage

Wie heeft er voorrang bij het verlaten van een parkeerterrein?

Vraag gesteld door B. Smulders op 31 maart 2022

Vanuit de hoofdweg rijd ik langs meerdere kleine parkeerterreinen. De hoofdweg heeft als structuur asfalt. De parkeerterreinen hebben een klinkerondergrond. Buiten de P-borden zijn er geen borden of verkeersregels aangegeven.

Een voertuig verlaat één van deze terreinen en raakt mijn auto. De bestuurdster geeft aan van rechts te komen en dus gelijk te hebben. Mij lijkt dat sterk doordat ik op de hoofdweg rijd. Dat zou dus betekenen dat ik voor elk van de 8 terreinen moet stoppen op de weg om deze voertuigen voorrang te verlenen.

Wie heeft er gelijk?

Antwoord van Cathy

Antwoord van Cathy

ANWB Expert


U wilt weten wie er voorrang heeft omdat u een aanrijding hebt gehad

Verharde en onverharde wegen

Een asfaltweg en een klinkerweg gelden beide als verharde weg en worden gezien als gelijke wegen. Als een asfaltweg en een klinkerweg kruisen geldt dit als een gelijkwaardige kruising.  Alleen als er sprake is van een onverharde weg (bijvoorbeeld zand) is er een ongelijke verhouding tussen beide wegen en geldt de algemene regel verkeer van rechts heeft voorrang niet,. 

Uitrit?

Verkeer wat van een parkeerplaats afkomt moet in sommige gevallen voorrang verlenen aan verkeer op de kruisende weg. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er sprake is van een uitrit. Dit moet dan wel voor alle verkeer duidelijk zijn dat er sprake is van een uitrit.  Een rechter heeft hier onlangs uitspraak over gedaan. 

Uitspraak rechter

Rb Rotterdam 6-10-2021
Het gaat hier om de boordeling van de vraag of de uitmonding van de ene weg op een andere weg als uitrit kan worden aangemerkt. Feitelijk gezien gaat het om een parkeerterrein. Eisende partij reed rechtdoor en had aan de automobilist die het parkeerterrein verliet voorrang moeten verlenen, omdat deze van rechts kwam en het hier zou gaan om een gelijkwaardige kruising.

Voor de beoordeling van de vraag is van belang of iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij die uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding en de constructie van de uitmonding een belangrijke rol. Dit blijkt niet het geval en de kantonrechter oordeelt dat er dus geen sprake is van een uitrit. Zeker omdat er feitelijk sprake is van een groot parkeerterrein en geen sprake is van een parkeerterrein met slechts één ingang en één uitgang. Er was dus sprake van een gelijkwaardige kruising.

Conclusie

Op basis van de door u geschetste informatie kan ik niet met zekerheid zeggen of de bestuurster inderdaad voorrang had of niet. Hiervoor ken ik de situatie ter plekke niet voldoende. Ik raad u aan het geschil voor te leggen aan uw WA-verzekering. Zij zullen alleen tot uitkeren overgaan indien de tegenpartij inderdaad voorrang had. 

 

Reacties

J. Verhoef

Auteur - 10 december 2022

Ik had vandaag een soortgelijke bijna aanrijding bij de kruizing-julianalaan in zwaag N.H
is een parkeerplaats met 2 rijen, er kwam een dame met en golf van rechts vanaf de westfriesen en ik reed op de julianalaan om naar links af te slaan in de wilhelminastaat en ik kon nog net op tijd een noodstop maken, zij reed met een behoorlijke vaart .
mijn vraag is wie heeft er voorrang?

Cathy

ANWB Expert - 12 december 2022

U vraagt wie er voorrang heeft bij de kruising Julianalaan - Westfriesen in Zwaag. Ik heb de situatie bekeken via Google maps. Er is geen sprake van een hele duidelijke uitritconstructie. 

Ook hier lijkt mij bovenstaande uitspraak van de kantonrechter daarom van toepassing; Het gaat hier om de boordeling van de vraag of de uitmonding van de ene weg op een andere weg als uitrit kan worden aangemerkt. Feitelijk gezien gaat het om een parkeerterrein. Eisende partij reed rechtdoor en had aan de automobilist die het parkeerterrein verliet voorrang moeten verlenen, omdat deze van rechts kwam en het hier zou gaan om een gelijkwaardige kruising. Voor de beoordeling van de vraag is van belang of iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij die uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding en de constructie van de uitmonding een belangrijke rol.