Naar de inhoudLogo van de ANWBANWB Homepage

De kampkaart

140 jaar ANWB

Eind jaren dertig zat het kamperen in Nederland wat in de verdomhoek. De ANWB probeerde het tij te keren. De bond richtte een kampeerafdeling op en stelde een speciaal kampeerlidmaatschap in. Zo hoopte de ANWB ook meer arbeiders en jongeren tot een lidmaatschap te verleiden en het aantal leden te laten groeien.

Het kamperen bedreigd

In de loop van de jaren twintig en dertig werd kamperen steeds populairder. Het verblijven in tenten kreeg een geweldige impuls toen kantoorbedienden, overheidsambtenaren en beter geschoolde arbeiders twee weken vakantie per jaar kregen en ook op zaterdagmiddag niet meer hoefden te werken. Ze trokken per fiets, te voet of met de tram de stad uit. Aan het eind van de jaren twintig telde Nederland al zo’n 30.000 kampeerders. Het kamperen sloot aan bij de toenemende belangstelling voor de natuur van grote groepen stedelingen. Een groot deel van de kampeerders waren jongeren. Ze kampeerden op stranden, in de duinen, op de heidevelden, op landgoederen of in bossen wanneer eigenaren toestemming gaven. Vrij kamperen was de norm. Daarnaast ontstonden ook de eerste kampeerterreinen, waar kampeerders tegen betaling een tent op konden zetten.

Maar er zat een keerzijde aan de groei. Als antwoord op de groeiende populariteit stelden gemeenten verordeningen op om het kamperen in goede banen te leiden. Veel  grondbezitters sloten hun terreinen voor kampeerders na slechte ervaringen met kamperende toeristen die vernielingen aanrichtten of met hun kampvuur bos- of heidebranden veroorzaakten. De ene na de andere gemeente verbood het vrij kamperen. In hoog tempo werd het kamperen onmogelijk gemaakt.

De ANWB springt erin

Aanvankelijk hield de ANWB zich afzijdig van  deze nieuwe vorm van recreatie. Wel steunde ze de in 1912 opgerichte Nederlandse Toeristen Kampeer Club (NTKC) met adviezen en geld  en besteedde De Kampioen geregeld aandacht aan kamperen. De ANWB concentreerde zich echter tot ver in de jaren dertig op verblijfstoerisme in hotels en pensions. In 1939 besloot het  Dagelijks Bestuur een afdeling kamperen op te richten. Er kwam een kampeercommissie met  vertegenwoordigers uit de kampeerwereld en de ANWB nam de in 1936 opgerichte Kampeerkaartencentrale over. Het bestuur deed dit op verzoek van de bestaande kampeerorganisaties die vonden dat een grote en invloedrijke organisatie als de ANWB nodig was om het kamperen te behoeden voor een volkomen verbod.

Kampkaarten

Voor het opzetten van de kampeerafdeling trok de ANWB ervaren rotten uit het veld aan. De leiding van de kampeerafdeling gaf ze in handen van Bab van der Weyde, die eerder ook de Kampkaartencentrale had geleid. Hij ging voortvarend te werk: in 1939 verscheen het handboek Klaar voor het Kamp, een jaar later het eerste nummer van het tijdschrift Kampeerkampioen.  

Centraal in de strategie van de ANWB ten opzichte van het kamperen stond de overgenomen Kampkaartencentrale. De centrale gaf kampkaarten uit aan te goeder trouw bekend staande kampeerders, die zich hiermee bij terreinbeheerders konden identificeren. Op advies van de ANWB stelde de ene na de andere gemeente de kaarten verplicht: wie wilde kamperen had een kampkaart nodig. De bond probeerde gemeenten ertoe over te halen om kampeerterreinen toe voor kampeerders met kampkaarten toe te staan.

Oefenkampen

Om de bestaande bezwaren tegen kamperen en kampeerders weg te nemen, startte de ANWB in 1942 met oefenkampen voor kampeerders. Hier leerden aspirant-kampeerders om te gaan met tenten en kampeerbenodigdheden, maar ook hoe ze zich correct moesten gedragen  tegenover andere kampeerders, de terreineigenaar en omwonenden. Vanaf 1948 organiseerde de ANWB in Ommen op een terrein aan de Overijsselse Vecht oefenkampen. De kampen werden geleid door leden van het ANWB-mentorcorps, ervaren vrijwilligers die de kampeerders hielpen bij hun keuze voor een goede kampeeruitrusting en het aanleren van de juiste kampeermores. De ANWB-oefenkampen werden vooral door gezinnen bezocht, maar ook jongeren deden er hun eerste kampeerervaring op. Veel deelnemers bleven de herinneringen aan de kampen in Ommen hun leven lang bij.