Naar de inhoudLogo van de ANWBANWB Homepage

De aanleg van de Nederlandse fietspaden

Overal in Nederland werden in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw fietspaden aangelegd. Het startschot voor dit netwerk kwam van particuliere fietspadverenigingen die overal in Nederland werden opgezet.

De verenigingen werden daar speciaal voor opgericht. De gemeenten lieten het namelijk afweten. J.C. Redelé, secretaris van de ANWB-wegencommissie, en andere ANWB-bestuurders richtten de verenigingen op. Rijwielpadvereniging Gooi en Eemland stond model voor deze verenigingen. Die was in 1914 opgericht door G.A. Pos, vicevoorzitter van de ANWB. Hij deed dat op verzoek van zijn vrouw, J. Pos-Greidanus. Voor een vrouw was het namelijk destijds niet toegestaan een rechtspersoon op te richten. Daarom liet ze dit haar man doen.

Het eerste rijwielpad, tussen Baarn en Laren, was een succes en stap voor stap breidde de vereniging haar net uit. Het doel? Fietspaden met een goede, degelijke verharding, op afstand van de doorgaande wegen. Gooi en Eemland legde paden aan in het hele Gooi en zette afdelingen op in Hilversum, Bussum, Baarn en Laren. De afdelingen wierven leden, onderhielden contacten met gemeenten en ontwierpen paden in hun gebied. De kosten van aanleg en onderhoud werden betaald door de leden, de gemeenten, de provincies Noord-Holland en Utrecht en de ANWB gezamenlijk.

 

 

Overal in Nederland

Gooi en Eemland was dus een succes. Dat was voor de ANWB reden om het model ook op andere plaatsen toe te passen: in heel Nederland kwamen zulke verenigingen. Ze ontstonden in een periode dat er steeds meer gemotoriseerd verkeer kwam. Dat maakte doorgaande wegen onaantrekkelijker voor fietsers. In de ene regio kwamen de verenigingspaden gemakkelijker en sneller tot stand dan in de andere. Dat hand te maken met de daadkracht en tact van bestuurders, maar ook met bevolkingsdichtheid en -samenstelling en de vorm van het landschap. Zo legden de verenigingen in Twente, West-Veluwe en Drenthe een groot netwerk aan fietspaden aan. In Walcheren bleef het fietspadnetwerk juist klein, net als in Kennemerland. In Zuid-Limburg gebeurde zelfs helemaal niets. Er was wel een rijwielpadvereniging opgericht, maar een recreatief fietspadennet kwam niet van de grond. Volgens de ANWB kwam dit doordat de gemeenten in dit gebied geen interesse toonden. Een fietspadnetwerk zou namelijk niet helpen bij het woon-werkverkeer naar de mijnen en de Maastrichtse industrie.

35.000 km aan fietspaden

Tot 1940 legden de rijwielpadverenigingen zo’n 2.500 km aan fietspaden aan. Ook het rijk en de provinciale overheden droegen hun steentje bij: in het kader van de eerste rijks- en provinciale wegenplannen legden ze in de jaren dertig ongeveer 2.500 km aan fietspaden aan. Maar de echt massale aanwas aan fietspadkilometers dateert uit de jaren zeventig en tachtig. Tegenwoordig hebben we in Nederland meer dan 35.000 km aan fietspaden.