Poëzieroute Naarden-Vesting
Nederland, Noord-Holland, Naarden-Vesting
Ontdek Naarden-Vesting, een van de best bewaarde vestingsteden van Nederland, aan de hand van de poëzie. Op 18 plekken vangen dichtregels de ziel van de stad. Kijk door de ogen van bekende dichters zoals Leo Vroman, Lucebert, Rutger Kopland en Ramsey Nasr. Zie je wat zij zien?
Deze poëtische wandeling door Naarden-Vesting is gemaakt door de Werkgroep Muurgedichten van Vereniging Vestingstad Naarden. De teksten in deze route komen uit het boekje ‘Dichter bij de stad’ gemaakt door Hein Groen en Gijs Went (hier verkrijgbaar).
Hond mee: honden zijn aangelijnd toegestaan op deze route.
Toegankelijkheid: de hele route is goed begaanbaar.
Paden: 100% verhard.
Parkeren: Vanuit Utrecht: Je kunt gratis parkeren op De Abri, net buiten de vesting, waar vandaan je met een prachtig zicht op de stad in 10 minuten naar het startpunt van de route loopt (via Waterkeringpad, Ruijsdaelplein en de Marktstraat). Vanuit Amsterdam: Parkeer op bastion Nieuw Molen en loop via het talud in een paar minuten naar het startpunt van deze route.
Met het OV: neem vanaf NS-station Naarden-Bussum bus 110 richting Weesp, stap uit bij halte Westwalstraat en loop in 3 minuten naar het startpunt van de route in de Bussumerstraat.
- Start de route bij de Grote Kerk van Naarden, op de hoek van de Bussumerstraat (Na de Mattheuspassie). Loop de Bussumerstraat in en ga de eerste straat RA, Pastoorstraat (De Lichtbrenger).
- Ga de volgende straat LA Sint Vitusstraat (Dit zegt de muur) en ga de eerste straat LA, Wijde Steeg. Steek de Bussumerstraat over, loop RD, Peperstraat en ga RA op de Sint Annastraat (Net om de hoek: De voortdurend tegenwoordige tijd).
- Loop de straat uit tot aan de Westwalstraat (rechts op de hoek: De kracht van groep 8). Sla LA volg de Westwalstraat en ga de tweede straat LA, Beijert.
- Ga LA, Peperstraat (op de hoek: Denkbewegingen) en de volgende straat RA Turfpoortstraat (halverwege aan je linkerhand: Het echte feest is altijd nu). Steek de Marktstraat over, loop RD, Gansoordstraat, en sla de eerst straat LA, Duivensteeg (Bachs onvoltooide fuga en Iemand moet het doen). Einde RA Raadhuisstraat.
- Volg de weg met de bocht mee naar links (Glorie) en sla daarna RA, Huizerpoortstraat (aan je linkerhand: Moet je de eeuwen hier zien bloeien, halverwege: Sereniteit).
- Loop deze straat helemaal uit, ga LA, Oostwalstrat, en weer LA, Kloosterstraat. Loop even verderop rechts de Kloostertuin in om links om de hoek het gedicht Zonder bagage te lezen. Loop terug naar de Kloosterstraat, vervolg deze en ga RA op de Jan Massenstraat (Einde aan je rechterhand: Hetzelfde anders).
- Ga LA de Katrepel in en neem na 25 meter LA de Wevershof (Trouw). Houd rechts aan. Je komt uit op de Kloosterstraat, slaat RA en loopt door tot de Markststraat. Ga hier LA. Loop even verderop de Regenboogstraat LA even in om het gedicht Kijk en Kijk te lezen (aan je linkerhand, half onder de klimplant).
- Loop vervolgens terug naar de Marktstraat en vervolg deze tot het Vesting Hotel, waar je in het restaurant op de muur in de hoek het gedicht Dit is de tijd die niet verloren gaat, kunt lezen.
- Loop de Marktstraat uit tot het Adriaan Dortsmanplein. Loop RD langs de parkeerplaats naar Podium deMess. Hier kun je (als het open is op zaterdagochtend tijdens MarktCafé) ín de theaterzaal op de muur de dichtregels Uit nutteloze noodzaak lezen.
- Loop vanaf hier via het Ruysdaelplein en Waterkeringpad terug naar De Abri. Of loop terug door de Marktstraat naar de Grote Kerk en volg het kerkpad naar het startpunt van de route aan de Bussumerstraat.
Naarden-Vesting is een van de best bewaarde vestingsteden van Nederland, met een prachtige stervormige dubbele omwalling, indrukwekkende vestingwerken en fraaie smalle straatjes. De stad maakte onderdeel uit van de Hollandse waterlinies, Unesco Werelderfgoed. Andere bezienswaardigheden in de vesting zijn bijvoorbeeld het Vestingmuseum, de laatgotische Grote Kerk die vooral rondom Pasen druk bezocht wordt door liefhebbers van de Matthäus Passion, het Arsenaal of de vele galeries en exposities. Meer informatie vind je hier.
Het wemelt hier van neuriënde mensen. U leert ze kennen
door te groeten, dwalend door het haakse stratenplan.
Zij weven neuriënd Erbarme Dich. Zo u nu neuriet weeft u mee,
een web van stemmen door de Vesting heen.
En wie verstomt, hij neemt zijn draad mee in zijn graf.
Hoor hoe het leven verder weeft, nooit komt het af.
Willem Jan Otten heeft meer dan dertig jaar in de Vesting gewoond. Het eerste muurgedicht in Naarden-Vesting was van hem en gaat over 'het hart van de Mattheuspassie', zoals Reinbert de Leeuw het 'Erbarme Dich' heeft genoemd. De Grote Kerk in Naarden is jaarlijks rond Pasen dé plek om de Mattheus Passion te beluisteren. Dat brengt een hoop muziekliefhebbers op de been. Je zou bijna van een gewijde sfeer kunnen spreken. Je ziet ieder jaar opnieuw dat er iets met de bezoekers is gebeurd als ze uit de Grote Kerk komen. Niet dat iedereen direct het 'Erbarme Dich' loopt te neuriën, maar ze komen er anders uit dan ze erin zijn gegaan. Ze kijken nog eens omhoog naar het muurgedicht, lezen het soms nog een keer hoewel ze dat vaak al gedaan hebben voor ze de kerk in gingen. Het pand waarop de dichtregels staan wordt inmiddels het Mattheus-huis genoemd.
Nu gaan wij als bomen luchten
Verdelen en veel vogels
Kweken in onze matrose
bloesems
Wie iets van Luceberts dubbeltalent weet ziet de woorden veranderen in een boom met armen die hemelwaarts reiken alsof het een tekening is van hemzelf. Het gedicht De lichtbrenger leest als een oproep om de liefde luchtig te beleven, om vleugels te kweken als je vrij wilt zijn en matrose bloesem om teer te blijven beminnen. Het gedicht werd in 1951 op een oude schrijfmachine getikt voor Frieda Koch, destijds getrouwd met Luceberts vriend Bert Schierbeek. 'Voor f.d.', Frieda Diotima, stond er voorop het cahier met de acht gedichten die hij aan haar opdroeg. Diotima. Zo noemde de Duitse dichter Hölderlin zijn eveneens getrouwde geliefde. In zijn roman Hyperion krijgt de hoofdpersoon zijn 'ware naam' als Diotima hem een 'zonnegod' noemt. Frieda Koch deed iets vergelijkbaars door Bert Swaanswijk als eerste 'Lucebert' te noemen - een naam die hij in het midden van de jaren veertig zelf had 'verdicht' door met zijn doopnaam Lubertus te spelen. Luce is 'licht' in het Italiaans en bert kan gerelateerd worden aan het Oud-Germaanse 'beran', dat brengen betekent. Zo werd hij de 'lichtbrenger'. Frieda Koch's rol in zijn leven was uiteindelijk niet groot. Hun liefde was kortstondig als bloesem. Dat zij zijn 'ware naam' herkende kan evenwel moeilijk onderschat worden. Na zijn relatie met haar ging Bert Swaanswijk verder als Lucebert door het leven. Je zou het zijn kortste gedicht kunnen noemen.
Als deze muur kon zeggen wat hij hoorde en zag
Maar hij zegt: kijk omhoog en lees dit gedicht
Vergeet even wie en waar je bent, word even
Zo licht dat je gewicht verliest, zweef
Door de ruimte en zie wat ik zie: daar
Dar ben je ergens tussen de mensen
In de St. Vitusstraat heeft Rutger Kopland een blinde muur ziende gemaakt. Niet alleen zullen er meer mensen naar kijken dan ooit het geval was, de muur kijkt ook terug. Hij spreekt zelfs. Rutger Kopland heette eigenlijk Rudi van den Hoofdakker. Geen gekke naam voor een hersenwetenschapper die behalve hoofd van de afdeling psychiatrie van het Academisch Ziekenhuis in Groningen nog hoogleraar biologische psychiatrie was ook. Maar je kunt nog zozeer hoofd of hoog zijn, er komt altijd een moment dat je even kwetsbaar blijkt als iedereen. In 2005 reed hij door een hartstilstand tegen een boom. Na reanimatie bleken zijn hersenen zo zwaar beschadigd dat hij moest worden opgenomen in de gesloten afdeling die hij zelf had geleid. 's Nachts leed hij aan wanen. Dacht bijvoorbeeld dat hij voor een experiment in een weiland was gelegd en dat men hem was vergeten. Wie zijn eerste gedicht 'Een psalm' kent, krijgt daar kippenvel van. Daarin beschrijft hij het geruststellende behang van zijn vroegere kinderkamer vol 'grazige weiden' en 'rustige wateren'. Maar zodra zijn moeder de kamer uit was bleef hij ongerust achter 'tussen roerloze paarden en koeien / te vondeling gelegd in een wereld / van gras'. Na zijn ongeluk werd hij nooit meer de oude. Wel kwamen er nog wat gedichten. 'Dit zegt de muur' was er een van. Het werd geschreven voor de psychiatrische inrichting in Poortugaal bij Rotterdam. In de prachtige documentaire Het verlangen naar taal (2006) van Piet Hein van der Hoek is Kopland bij de onthulling aanwezig. Hij schreef het om de patiënten op te tillen, zegt hij, om ze letterlijk op te beuren door ze naar boven te laten kijken. Hij wilde ze het gevoel geven dat ze werden gezien, in ieder geval door hem, door zijn woorden. Empathie en aandacht waren altijd kenmerkend voor zowel de psychiater als de dichter. In de St. Vitusstraat spreekt de muur anders dan in Poortugaal. Maar wel met dezelfde empathie.
Alles is pas aangevangen.
Ongemeten zijn de kansen:
Orpheus liet de stenen dansen
'Wie is Orpheus in godsnaam?' vroeg iemand die het gedicht van Ida Gerhardt had staan lezen. Niets is in deze tijd gemakkelijker dan erachter te komen in hoeveel versies de mythe van Orpheus voortleeft. Hij is de oerdichter, de zanger die zelfs stenen kon laten dansen. In de St. Annastraat vertegenwoordigt hij daarenboven het ononderbroken gesprek dat dichters door de tijd heen met elkaar voeren. Over de bestaansgronden van ons menszijn. Over vallen, opstaan en opnieuw beginnen. Over de overwinning van het leven op de dood door het gezang van Orpheus te laten voortduren. Bij monde van steeds andere dichters. Het kind dat in het gedicht 'Het Distelzaad' haar moeder hoort zeggen "t Was heel wat beter als jij nooit geboren was' is Gerhardt zelf. Door die krenkende woorden wordt het kind op slag 'sleepvoetig' en valt samen met andere vernederde verschoppelingen, waar dan ook, 'In Babylon misschien of Nineveh. Tegelijkertijd heft zij door die plotseling ervaren verbondenheid met andere levens iets van haar existentiële eenzaamheid op. Aan dat vermogen is het dichterschap te danken waardoor het gekrenkte kind alsnog wordt gered. In het sleepvoetige meisje bleken zinnen te kunnen opspringen die haar ver boven het 'moederverraad' uittilden. Ook hoopvolle zinnen, zoals in de St. Annastraat, waarin alles pas lijkt aangevangen en alle kansen nog ongemeten zijn.
Zonnestralen duiken in het water
De vlinder gaat in vlammen op
Vriendschap stroomt
Wind blaast water weg
Een zonnestraal geeft hoop
Terwijl het laatste hoekje wind wegkroop
Wat als een kolk een zonnestraal tegenhoudt
dan laat ik de wind bewegen
Overal is water en wind
Alleen de vraag is hoe mooi je het vindt
De wind beweegt het water
Vervelende dingen komen later
Nu, nu ben ik nog een kind
In 2014 vroeg groep 8 van de Rehobothschool of zij zich mochten aansluiten bij de poëzieroute. Ze schreven, ten afscheid van hun laatste schooljaar, gezamenlijk een gedicht. Een dichtende vriend van een van de ouders begeleidde de kinderen. Hij gaf ze de opdracht een woord op te schrijven dat ze zelf het allermooist vonden. Alsof ze voelden dat het bij poëzie om iets met eeuwigheidswaarde moest gaan, gooiden zon, wind en water hoge ogen. Daarmee gingen ze krachtig van start: "Zonnestralen duiken in het water / de vlinder gaat in vlammen op / vriendschap stroomt/wind blaast water weg. Zo speelden ze verder met water en wind tot de aap uit de mouw kwam: 'Alleen de vraag is hoe mooi je het vindt / De wind beweegt het water/vervelende dingen komen later / nu, nu ben ik nog een kind'.
Wees tot het terloopse bereid –
En je zult onbegonnen zijn
En toch omarmd door gedicht
Niet ver van de plek waar nu de laatste drie regels van het gedicht 'Na de dwarreling' staan, schreef Willem Jan Otten bijna al het beschouwend werk waarvoor hij in 2014 de P.C. Hooft-prijs kreeg. Je kunt je afvragen wat het verschil is tussen zijn essayistiek en zijn gedichten. In beide probeert hij de lezer mee te laten denken over ongrijpbare zaken als tijd, geloven, missen en verlangen. Of, zoals in 'Na de dwarreling': herinnerd geluk. Zijn essays worden wel gezien als 'zelfonderzoek'. Dat spreekt hij in zijn bundel Droomportaal tegen: 'Ik denk soms dat ik niet zo zeer zoek, als wel denkbewegingen volg. Zo kun je zijn gedichten ook lezen. In "Na de dwarreling' speelt een kind buiten verstoppertje in de schemering. Het wordt door zijn moeder vanuit het keukenraam geroepen om te komen eten. Het kind rekt het moment van naar binnen moeten. Het speelt door. Met de handen voor de ogen-wie niet weg is is gezien - ziet het tussen zijn vingers 'drie vier schilfers iepezaad' dwarrelen: 'licht als een inval, / leeg als geluk, buiten / het willen, en wachtend op / de dwarreling het denken in'. In dat ogenschijnlijk onbeduidende moment lijkt het kind voor het eerst iets van zijn eigen bestaan gewaar te worden: van in de wereld zijn, nog buiten spelen terwijl het al bijna donker is. En dat alles binnen de veilige nabijheid van een moeder door wie je gezien wordt. Pas nadat die subtiele gewaarwording het denken is ingedwarreld, kan het een gedicht worden. Waarom die vorm van 'leeg' geluk verbonden is met de dwarrelende iepenzaadjes blijft een wonderbaarlijke koppeling, maar het ongrijpbare hecht zich nu eenmaal graag aan het tastbare. Ook een gedicht kan je denken in dwarrelen. Door een woord, een zin of een strofe kun je plotseling uit je vertrouwde binnenwereld worden getild en tot een nieuw besef komen, van wat dan ook. Daar wordt je zelf enigszins nieuw van. Onbegonnen, zou Willem Jan Otten zeggen.
Elk Paradijs is al voorbij, precies daarom
Zijn wij er zo gelukkig in geweest. Maar
’t echte feest is altijd nu, als je kersverse
Woorden vindt die steeds voor ’t eerst
Je openen voor dit moment waarin
de tijd zich toont, bewoond door alles
wat niet blijven kan. Dat is de kracht ervan
De meeste mensen kennen Marjoleine de Vos van haar artikelen in NRC Handelsblad: haar interviews met dichters, haar smakelijke stukken over eten en koken en haar dichterlijk denkende columns. Ze was getrouwd met Tom van Deel, beschouwt C.O. Jellema als een van haar leermeesters, was bevriend met veel van de dichters die nu in Naarden op de muur staan. Kortom, ze was totaal doordesemd van de woorden van anderen toen ze in 2000 met haar bundel Zeehond graag een eigen stem bleek te hebben die sindsdien op lichte versvoeten verder danst. Soms onstuimig en wanhopig om gefnuikte verlangens weg te dansen, dapper lijdend en zegeningen tellend om het geluk hoog en tranen droog te houden. Vaak vermomd als 'Mevrouw Despina' om in de derde persoon zowel afstand te nemen als meer te durven zeggen. Maar altijd met kersverse woorden. Zo is het Mevrouw Despina die het liefst zeehond zou willen zijn om een wat dikkere huid te hebben. Om niet bij elk babyvoetje waar haar oog op valt ten prooi te zijn aan dat onstilbare verlangen naar een eigen kind. Dus: zeehond graag. 'Gooit het leven haar juichend de lucht in / stuitert ze op zeewaardige kussens / haar vrolijk vet maakt elke landing licht. De ernst van het leven luchtig verpakken en zo licht mogelijk landen wordt vier bundels lang sprankelend volgehouden. Terwijl intussen de allermoeilijkste vraag: hoe te leven, steeds opnieuw wordt gesteld. We horen hoe er aarzelend geprobeerd is bij mystiek en religie te rade te gaan, wat toch voornamelijk tot 'ruimtevrees' leidde, zoals een van haar gedichten heet in haar bundel Uitzicht genoeg. 'Je keek te ver. Dat wat je zoekt is hier.'
Niet afgekomen, uw laatste fuga. Net
nog wel uw eigen naam hier neergeschreven
Als vierde thema, bach.
Alsof u zeggen wou: maak zelf maar af
als je tot hieräan toe bent bijgebleven.
Dus horen wij een stilte waar uw naam
het begin van is en waarin uw idee
zijn vormen voorstelt aan onze aandacht.
Eronder in uw zoons onvast handschrift:
‘Precies op dit punt stierf de componist.’
Het is de vraag of het klopt, wat Willem van Toorn schrijft over het stervensuur van Bach. Het vierde thema van zijn laatste fuga zou volgens sommigen wel eens weggeraakt kunnen zijn, in plaats van onvoltooid gebleven door de dood. Niets is zeker over de ware gang van zaken. Maar het is natuurlijk veel poëtischer om je voor te stellen dat het gegaan is zoals de zoon van Bach en Willem van Toorn ons willen doen geloven. Van Toorn stelt zich zelfs voor wat Bachs laatste gedachte had kunnen zijn: 'maak zelf maar af / als je tot hier toe bent bijgebleven'. Intussen hebben heel wat componisten iets met de handtekening in notenschrift gedaan. Aan het B-A-C-H thema is eindeloos verder geweven. Het gedicht 'rijmt' dan ook op allerlei manieren met het Mattheus-gedicht van Willem Jan Otten bij de Grote Kerk. Dat het leven niet ophoudt bij de dood zou je het centrale thema kunnen noemen. We pakken draden op van anderen en weven verder, wie 'we' ook zijn. Stappen zetten in andere tijden, andere levens, daar is Willem van Toorn goed in. In zijn bundel Bezweringen wil hij het weg-zijn van overleden vrienden en dichters bezweren door op zoek te gaan naar taal waarin zij 'blijven kunnen' zoals hij ze gekend heeft. 'Een enkele', schrijft hij in het gedicht 'Ars moriendi', is het gegund 'tot de bijl valt zijn hoogste ik te zijn. Dan heeft hij het over de dichter Hans Faverey, maar voor Bach geldt hetzelfde, als we het gedicht mogen geloven. En dat willen we. Willem van Toorn is in landschappen en steden altijd op zoek naar menselijke sporen, naar plekken waar de geschiedenis in te lezen valt. Bach maakt in Naarden evenzeer deel uit van de historische gelaagdheid als het militaire verleden, of de lakenindustrie waaraan het stadje de mooiste huizen in de Gansoordstraat te danken heeft. Dat zijn Bach-gedicht nu bijdraagt tot de ‘leesbaarheid’ van Naarden is een mooie voortzetting van een oeuvre waarin ‘lezen' een sleutelrol vervult.
Iemand moet het doen, iemand
moet de schimmen van zieners
en zangers de weg wijzen, iemand
moet bevroren paden betreden onder
schaduwregen van een vlucht spreeuwen,
moet in de melkwitte winter allen
gedenken die hier ooit liepen
en dronken en sliepen – zodat zij
Blijven. Iemand moet het doen
De meer dan tweehonderd jaar oude stadslinde in de Raadhuisstraat roept voor menige Naarder misschien wel in de eerste plaats het beeld op van een foto uit 1939 waarop vijf meisjes in het flakkerende zonlicht onder de boom 'zakdoekje leggen' spelen. Een van hen is de elfjarige Ettel Weiss die vier jaar later met haar ouders, broer en zuster in Sobibor vergast zou worden. De Omroeper, historisch tijdschrift voor Naarden, onthulde in maart 2012 hoe het kon gebeuren dat de jodenvervolging ook hier 'gesmeerd' verliep. Henk Schaftenaar was bijna dertig jaar de drijvende kracht achter het tijdschrift en in bijna elke aflevering de auteur van de meeste artikelen. De directe aanleiding om uit te zoeken hoe de uit Duitsland gevluchte familie Weiss in de Raadhuisstraat terecht kwam - en daarvandaan ook gedeporteerd werd - was het 'herhaald stilstaan' bij de foto van de zorgeloos spelende kinderen. In mei 2013 gebruikte hij hem als poster voor de tentoonstelling die hij in het Stadhuis samenstelde: Joods kind in de oorlog. De expositie maakte grote indruk op talloze schoolkinderen die vaak ontroerende briefjes en tekeningen achterlieten voor Ettel Weiss, het meisje met de witte alpino op de foto op bladzijde 8. Het gedicht van Anna Enquist in een inham van de Raadhuistraat gaat over 'gedenken'. lemand moet 'allen / gedenken die hier ooit liepen / en dronken en sliepen - zodat zij / blijven. lemand moet het doen.' Henk Schaftenaar deed het. Het maakt niet uit dat Enquists gedicht eigenlijk over de slachtoffers in de loopgraven van België gaat. Het wil de noodzaak benadrukken van 'herhaald stilstaan’ bij traumatische gebeurtenissen, of dat nu een oorlog is of het verlies van een kind. Door op die plek te kiezen voor een gedicht over gedenken wordt niet alleen het lot van de weggehaalde joden herdacht. Het is ook een eerbetoon aan al die ‘iemanden' in de Vesting, van historici tot stadsgidsen, die vrijwillig en met grote inzet de geschiedenis van Naarden levend houden.
Het is weer helemaal genieten. Zo
zou het altijd moeten zijn: licht
en vredig dus, alsof alles ineens
voor altijd en nooit weer is. Geen
lengte van dagen, geen gevoel van
weg te moeten n te huilen. Nooit
gaat iets meer voorbij
Het laatste stukje van de Jan Massenstraat aan de kant van de Raadhuisstraat kan op zonnige dagen zo vredig lumineus zijn dat je bezoekers regelmatig in verwondering stil ziet staan. Als op zondagmorgen om kwart voor tien ook nog de klokken van de Grote Kerk gaan luiden lijkt de vredigheid eerder onderstreept te worden dan verbroken. Je hoeft niet gelovig te zijn om op zo'n moment heel even het gevoel te krijgen deel uit te maken van iets eeuwigs. Terwijl je op hetzelfde moment weet hoe laat het is. Om die paradoxale tijdsbeleving gaat het ook in 'Glorie. De dichter probeert een moment van intens genieten op te rekken door bezwerend te verzuchten: "Zo/zou het altijd moeten zijn: licht/ en vredig dus, alsof alles ineens / voor altijd en nooit weer is. Die laatste zinsnede blijkt menig voorbijganger verward te hebben. Hoe kan iets 'voor altijd en nooit weer' zijn? Hoort dat 'nooit weer' bij de verdrietigheden die in de volgende regels genoemd worden? Bij alles wat de dichter nooit meer zou willen meemaken, maar waarvan hij weet dat het onvermijdelijk is? Dat is de meest voor de hand liggende lezing. Maar door een punt te zetten waar je hem niet verwacht gaat 'voor altijd en nooit weer' even paradoxaal klinken als de titel van een van Vromans bundels: Soms is alles eeuwig. Of, zoals Marjoleine de Vos dezelfde paradox onder woorden heeft gebracht: 'Elke dag staat alles op het punt maar blijft / nog even heel lang voor altijd. Leven is in beweging zijn, alles staat altijd op het punt van verdwijnen maar erover dichten kan misschien iets van die voortvluchtigheid tegenhouden, het voortdurend vloeien van de tijd enigszins keren. Tom van Deel stierf in 2019. Marjoleine de Vos schreef onder meer naar aanleiding van zijn dood de prachtige bundel Hoe verschillig (1921), een orfische ode waarin zij op zoek gaat naar de sporen van geluk, naar momenten die zij ondanks de pijnlijke afloop van hun liefde wil bewaren, herbergen in haar gedichten. Het soort momenten waar ook 'Glorie' over gaat.
Moet je de eeuwen hier zien bloeien
Al hun ongekende ogenblikken
zich zien openen, elkaar
doorvloeien. Waarom storten
we ons niet die wemeling in?
Voor het gebruik van de vijf regels uit het veel langere gedicht 'Aan de mast' van Erik Menkveld werd beschroomd toestemming gevraagd. Bang dat de dichter de inkorting te drastisch zou vinden. Maar nee. Hij vond het juist mooi dat zo'n fragment "los van de oorspronkelijke context een andere maar niet minder interessante betekenis krijgt door de nieuwe, concrete omgeving waarin het gaat 'klinken". Het was 14 februari 2014 toen hij dat schreef. Anderhalve maand later stierf hij totaal onverwacht, 54 jaar oud, aan een hartstilstand. Erik Menkveld had het een eer gevonden bij te mogen dragen aan de gedichtencyclus in Naarden. Des te wranger dat het muurgedicht na een aantal jaren onder een witkwast verdween. Uiteindelijk kreeg het gedicht een nieuwe plek: op de zijgevel van Jan Massenstraat 4. Het gedicht had niet beter terecht kunnen komen. Nergens is het bloeien van eeuwen zo overzichtelijk als hier. Kerk op de achtergrond: 15de eeuw; oudste huis van de Vesting: 16de of 17de; klokgevel aan de overkant: 18de eeuw. Daarnaast huizen uit de 19e en het pand zelf werd aan het begin van de 20ste eeuw gebouwd. Het gedicht staat vol verwondering op dit wemelende decor uit te kijken. De voorbijgangers in verrukte verbazing toeroepend: 'Moet je de eeuwen hier zien bloeien / al hun ongekende ogenblikken / zich zien openen, elkaar doorvloeien. Waarom storten we ons niet die wemeling in?'
Hoe lieftallig
strekt de stad zich uit
in de perzikachtige gloed
van een lage zon
met tussen haar stenen plooien
het blauwgrijze dons
van de zo juist geboren
avond en om zich heen
een groen, sereen heelal
krimpend in haar tentakels
Aan het ene uiteinde van de Huizerpoortstraat baden de groene wallen bij avondzon het langst in het strijklicht. Aan de andere kant staat de oudste klokgevel van de stad lieftallig de aandacht te trekken. Daartussenin, op een zijmuur midden in de straat, een van Hanny Michaelis' meest serene gedichten. Haar levenslange vermogen dwars door treurige of dramatische omstandig- heden heen 'ingepalmd' te worden door momenten waarop er niets mis lijkt met de wereld verraste haarzelf nog het meest. Er was reden genoeg om 'verdriet als grondtoon van het bestaan' te ervaren. Haar ouders waren in 1943 in Sobibor vergast. Haar huwelijk met Gerard Reve in 1948 bleek al snel tot mislukken gedoemd maar sleepte zich tien jaar voort. Een nieuwe liefde kwam om bij een vliegtuigongeluk. 'Niet rooskleurig / het licht van mijn feiten: / een handvol dode mussen / en geen vogel in zicht. / Toch hoor ik hem zingen, / de lijster, voorbode van / de zoveelste lente / en prompt steekt de hoop / zijn zoveelste kop op.' Ze liet haar littekens wel zien, maar het mocht nooit larmoyant of pathetisch worden. Hanny Michaelis was bijna tachtig toen boekhandelaar Emile Brouwer haar in 2002 nog een keer uitnodigde voor een literaire avond. De toon bleef luchtig en laconiek. Over Gerard Reve wilde ze alleen kwijt dat hij haar als dichter niet bepaald had gestimuleerd. 'Misschien is het een idee als ik voortaan je versjes schrijf, had hij in het begin van hun huwelijk zuchtend opgemerkt nadat zij hem een stapeltje had laten lezen. Daarna heeft zij hem nooit meer iets laten zien. Emile Brouwer bracht haar aan het eind van de avond naar huis in Amsterdam. Langs Muiderberg rijdend zei ze daar op de joodse begraafplaats begraven te willen worden. In 2007 was het zover. Ook haar ouders, die sinds de oorlog verder geleefd hadden in haar hoofd, staan op de steen vermeld. Na 64 jaar kregen zij alsnog een graf. Voortleven doen ze in enkele van haar gedichten en de herinneringen in het ontroerende boekje Verst Verleden.
We liepen, de bergkam had
gaten in zijn tanden en het
kind velugels op haar rug:
schooltasje, foto van de klas.
De mens is een bundel
verzwegen verhalen, klaar om
op te stijgen, uit te varen,
verstoppertje te spelen, alleen
tijdelijk in een haven.
De Tsjechische filosoof en pedagoog Comenius werd in 1670 begraven in Naarden-Vesting. Hij heeft een eigen museum, een standbeeld en wordt jaarlijks op Comeniusdag herdacht. Jana Beranová had net als hij uit Tsjechië moeten vluchten. Zij was in 1948 met haar ouders te voet door het Boheemse Woud over de bergen getrokken. 'Zonder bagage' is haar gedicht over die barre tocht in een maanverlicht landschap met stenen 'waar het licht afdroop als afscheidstranen', waar een kind door angst geen pijn voelde, 'het gevaar verbond de wond. Het beeld van het vluchtende kind met een schooltasje 'als vleugels' op haar rug was doorslaggevend geweest om daarvoor te kiezen. Onderwijs voor iedereen - daarvoor had Comenius in de zeventiende eeuw niet aflatend gestreden. Daaraan had hij zijn eigen vleugels te danken.
In het vruchtvlees van het vergeten
rust de pil van de herinnering
een harde kern die eenmaal zelf
op het dode punt in aarde teruggevallen
ongeweten al het vergetene naar
boven roept totdat opnieuw
wortel geschoten, tak vertakt
het blad zich aarzelend openvouwt
waarop hetzelfde anders staat geschreven
‘Hetzelfde anders' - dat geldt in hoge mate voor het gebouw dat in de Vesting bekend staat als de Weeshuiskarzerne. In de vijftiende eeuw als klooster begonnen, werd het na 1572 een weeshuis tot de Napoleontische tijd en vervolgens een kazerne waarin tot ver in de twintigste eeuw soldaten huisden. Nu wordt de westervleugel van het in carrévorm gebouwde complex als kantoorpand gebruikt. Het 'vergetene' naar boven roepen, dat zou je willen kunnen op deze van historie wemelende plek. Je zou meer willen weten dan dat de nonnen door de Spanjaarden werden verkracht op die rampdag in 1572 toen het merendeel van de vestingbewoners wreed werd vermoord en de stad voor een groot deel in brand werd gestoken. Hoe zag hun leven eruit toen het nog goed was? Hoe hebben zij de schoonheid van het gewone leven op mooie dagen ervaren: de was op de bleek, de bloesem van fruitbomen in de binnentuin, het zonlicht zoals dat oerhollands door de geruite vensters viel? De kinderen die na de slachtpartij ouderloos waren achtergebleven mochten niet ouder zijn dan negen jaar om in het weeshuis toegelaten te worden. In de vroegere refter van het klooster werd er scherp op toegezien dat de bordjes tot de laatste kruimel werden leeggegeten. Een boterham naar buiten smokkelen voor een hongerig ouder broertje of zusje was er niet bij. Nonnen, kinderen en soldaten aten en sliepen achter dezelfde ramen, onder dezelfde balken waar nu kantoormensen werken. Is er iemand die door een geluid of een lichtval wel eens onverhoeds een flits krijgt van het voorbije leven in die ruimtes? Al is het maar van kwetterende kinderstemmetjes op de binnen- plaats waar zij op uitkijken, een handje aan een hoepel, kwetsbare nekjes die zich over knikkers buigen, want er werd natuurlijk ook gewoon gespeeld. Het is allemaal voorgoed voorbij, en toch, in het 'vruchtvlees van het vergeten' kan door de woorden van een dichter zomaar iets worden opgeroepen waardoor iets als een herinnering zich aarzelend openvouwt.
Is vervlochten raken met een andere orde
en nooit meer willen ontknopen
meedragen mos, oude bloemen
verlaten nesten, bladerhopen
alles terugvinden daarin
nooit afscheid, niets verwerpen
niets sterft zonder opvolging
Het gedicht in de Wevershof legt de link met het vroegere Fluweel- en Zijdeweversgilde in de Vesting. 'Trouw' is geschreven door Dick Hillenius. Hij was bioloog. Voor hem was alles in de natuur levend weefsel. Het Fluweel- en Zijdeweversgilde gaat terug tot 1696. Kinderarbeid en werktijden van zes uur 's ochtends tot negen uur 's avonds waren eeuwenlang aan de orde van de dag. Vanuit het gilde ontstond wat in Nederland waarschijnlijk de oudste vorm is van een ziekenfonds: de Fluweel- en Zijdeweversbus. Met de 'Bus' werd geld ingezameld om in geval van ziekte of dood de gedupeerden te ondersteunen. Hoewel de weverijen al sinds het eind van de negentiende eeuw zijn verdwenen worden relicten en archivalia gekoesterd en bestaat de 'Bus' nog steeds. Er zijn Vestingbewoners die de trouw aan de geschiedenis van het gilde zo'n warm hart toedragen dat zij jaarlijks een klein bedrag blijven storten. Van geld dat vroeger broodnodig was wordt nu kunst bekostigd. Om te bewerkstelligen dat de nagedachtenis aan een ooit belangrijke beroepsgroep en een vroeg solidariteitsbeginsel niet restloos verdwijnt. Trouw is vervlochten raken met een andere orde / en nooit meer willen ontknopen / meedragen mos, oude bloemen / verlaten nesten, / bladerhopen / alles terugvinden daarin / nooit afscheid, / niets verwerpen / niets sterft zonder opvolging. Dick Hillenius was een wetenschapper met een kunstenaarsblik. In zijn essay ‘Een principe van schoonheid' beschrijft hij hoe zijn 'optimale ontvangstbereidheid om de wereld als mooi te ervaren bijvoorbeeld kon worden gewekt door organisch ontstane variaties in de grondkleur en vorm van oude daken. In de Wevershof is de kleur van zijn gedicht afgestemd op het bemoste dak van het pand waarop het is aangebracht. Om zo nog eens extra de aandacht te vestigen op het soort schoonheid waarvoor hij gevoelig was.
Kijk, kijk
Aan wie kijkt, en nog beter kijkt,
en nog beter, wie het allermeest
kijkt, aan degene die weet blijkt
hoe blind wij zijn geweest,
hoe gewoon het had moeten wezen
om desnoods met tegenzin
dat woordeloze te lezen
tussen de regels in
Wat is het dat we in de Regenboogstraat tussen de regels van Vroman moeten lezen? Dat we dat te allen tijde bij alle dichters moeten doen? Omdat er nooit staat wat er staat? Of moeten we tussen zijn regels in de eerste plaats dat woordloze in onszelf proberen te lezen? Desnoods met tegenzin. Leo Vroman was behalve dichter ook hematoloog. Hij beschreef het gedrag van eiwitten dat leidt tot het stollingsproces van bloed. Hij heeft wel beweerd te hopen door dit zogeheten Vroman-effect voort te leven. Is dat waar? Moeten we tussen de regels van zijn gedichten - waarmee hij naar eigen zeggen 'tot bloedens toe' verbonden was - niet juist zijn gooi naar een beetje 'overleverigheid' zien? Hoopt hij op lezers die dwars door zijn speelse, veelal absurdische verzen zien wat te erg was voor woorden? Niet was, maar is. De verschrikkingen die hij heeft overleefd gaan door, overal, altijd. Hij praatte liever niet over zijn eigen kampverleden, schrijft Mirjam van Hengel in Hoe mooi alles, haar boek over het echtpaar Vroman. Maar hij dichtte wel degelijk over zijn wezenlijke aantasting door vergelijkbare verschrikkingen. Zowel tussen de regels, als door er woorden voor proberen te vinden. Vroman had na de oorlog het onvoorstelbare geluk de liefde van zijn leven onaantastbaar mooi terug te vinden en haar de rest van zijn lange leven hartstochtelijk te mogen blijven beminnen. Mag alleen 'wie erg liefheeft nog even/ doorgaan zo te leven'? vroeg hij zich in een van zijn laatste bundels af. Waarom lukte het hem als jood aan de nazi's te ontsnappen en daarna ook nog de kampen in Indonesië en Japan te overleven? Moeten we een niet aflatend schuldgevoel daarover tussen zijn regels lezen? Inzien dat al dat 'lekker stoffelijk' doorleven de wonden nooit echt heeft laten helen? En dat je dat, al is het met tegenzin, ook niet zou moeten willen - zou psychiater en dichter Anna Enquist zeggen. Misschien is dat het Vroman-effect van zijn poëzie. Misschien zal hij niet door de beschrijving van het stollingsproces voortleven, maar juist door dat 'tot bloedens toe’.
Dit is de tijd
Die niet verloten gaat
Elke minuut zet zich in
Toekomst om
Twee feestelijkheden ineen: het Vestinghotel ging op 22 oktober 2016 voor het eerst open voor de presentatie van het boekje Dichter bij de Stad. De regels uit 'Eb' van Vasalis, die jarenlang op een muur in de achtertuin van eigenaar Wachter Muller hadden gestaan, waren meegenomen naar het hotel. 'Dit is de tijd /die niet verloren gaat: / elke minuut zet zich in / toekomst om.
Uit nutteloze noodzaak
schiep kunst de mens
Hoe ontstaat iets? in de Vesting lijken veel initiatieven direct te maken te hebben met de ruimtelijke kwaliteit van erfgoed. Kazematten werden ateliers, de binnentuin van het Comenius Museum werd door de omwonenden ten dele weer moestuin, zoals ooit, toen het nog een kloostertuin was. Zo werden sinds 2013 door een groepje enthousiastelingen hardop gedroomd over een kunstpodium in de vroegere officiersmess aan het Dortsmanplein. En het kwam er. De culturele parel opende in 2017 haar deuren en is inmiddels niet meer weg te denken. Cabaret, concerten van jazz tot klassiek, documentaires, fototentoonstellingen - het vindt er allemaal een podium. De dichtregels van Ramsey Nasr kregen een plek in de theaterzaal van deMess. 'Uit nutteloze noodzaak/schiep kunst de mens'.