Liever een kortere route? Volg voor de routeverkorting (ca. 25 km) de knooppunten 10 – 40 – 42 – 35 – 84 – 15 – 07 – 08 – 11 – 10.
Blijf vooral even kijken bij de sluizen van Maasbracht: de schepen gaan hier bijna 12 meter omhoog of omlaag – het hoogste verval van alle sluizen in Nederland! Dat zorgt voor spectaculaire plaatjes, zeker als de gigantische sluisdeuren opendraaien. Op deze plek mondt het Julianakanaal (links) uit in de Maas (rechts). Het kanaal werd tussen 1925 en 1935 gegraven als onderdeel van de Maaswerken. Vóór die tijd slingerde de Maas met grote bochten door het landschap en dat leverde veel tijdverlies op voor de scheepvaart. Daarom werd besloten tot de aanleg van enkele kanalen en het uitdiepen van andere delen van de rivier. Later op de route passeer je nog een indrukwekkend sluizencomplex.
Stevensweert ligt op een eiland dat door twee armen van de Maas wordt omsloten. Vanwege de strategische ligging bouwden de Spanjaarden het dorp tijdens de Tachtigjarige Oorlog in 1633 uit tot een vestingstadje. Aan de noordkant is een deel van de vestingwal en de bastions gereconstrueerd. Daarbinnen is het spaakvormige stratenpatroon prachtig bewaard gebleven. Voor het complete verhaal stap je binnen in het voormalige gemeentehuis, dat nu Streekmuseum Stevensweert-Ohé en Laak huisvest.
Na het oversteken van de Maas wacht op Belgisch grondgebied de eerste van een hele serie grindgaten. Het grind is in de loop van vele duizenden jaren door de Maas neergelegd en na de Tweede Wereldoorlog in grote hoeveelheden afgegraven voor de bouw van wegen en huizen. Op sommige plekken wordt nog altijd grind en zand opgebaggerd, maar de meeste plassen hebben inmiddels een nieuwe bestemming als recreatie- en natuurgebied. Dat verklaart de jachthavens, ligweides, terrassen, strandjes en duiklocaties langs de oevers.
Fietsend naar Kessenich is goed te zien dat de kerk op een hoogte ligt. De steile rand is in een ver verleden uitgeschuurd door de Maas, die daarna naar het oosten is opgeschoven. De kerktoren is 14de-eeuws, de rest van de kerk is na een brand in 1899 herbouwd. Beklim ook het met de hand opgeworpen heuveltje tegenover de kerk. In de middeleeuwen stond hier een versterkte woontoren, waarvan de fundamenten bewaard zijn gebleven. Daarnaast pronkt de grafkapel (1899) van de adellijke familie Michiels.
Bij Thorn ben je terug in Nederland. Het is een sfeervol stadje met bonkige maaskeitjes, volop horeca en een enorme abdijkerk. De bijnaam ‘het witte stadje’ spreekt voor zich: veel huizen zijn maagdelijk wit. Dat heeft alles te maken met de geschiedenis. Thorn is gegroeid rond een abdij voor vrouwelijke kloosterlingen. Toen in de 18de eeuw de Fransen aan de macht kwamen, hieven zij belasting aan de hand van de grootte van de ramen. Daarom metselden veel arme inwoners van Thorn de ramen dicht en kalkten de muren wit.