Cathalijneroute
Nederland, Zeeland, Oostburg
- 47
- 53
- 52
- 41
- 83
- 86
- 74
- 72
- 71
- 73
- 76
- 77
- 78
- 47
Geen enkele route telt zoveel kreken als de Cathalijneroute. In het begin van de middeleeuwen werd dit gebied echter doorsneden door nog veel meer kreken. De kustlijn liep waar nu Zeeuws-Vlaanderen aan België grenst. Het land werd ingedijkt, maar door overstromingen ontstonden nieuwe kreken. Na hernieuwde bedijking zijn de kreken uiteindelijk grotendeels verdwenen. Deze route biedt tevens veel herinneringen aan de Tachtigjarige Oorlog: schansen, linies en een vestingstad.
Fietsveiligheid route-informatie: houd op deze route rekening met onderstaande punten; pas je snelheid aan, houd rekening met tegenliggers en mederecreanten en ga waar nodig achter elkaar rijden.
• Met name in het Belgische deel (52-41-83-86) gaat de route over wegen met een slecht wegdek of over fietspaden met betonplaten die scheuren bevatten; pas je snelheid aan en wees alert op onverwachte hobbels.
• Tussen 41-83 gaat de route over een kort stukje grindpad; pas je snelheid hierop aan.
Toegankelijkheid: deze route is in principe geschikt voor extra brede fietsen (driewielers, bakfietsen, etc.), mits je rekening houdt met bovenstaande punten.
Het Groote Gat is een kreek die ooit deel uitmaakte van een vaarweg die Brugge een verbinding met de zee bood. Nu is het een vogelreservaat, waaraan de Cathalijnepolder grenst. Deze polder verdronk in de Tachtigjarige Oorlog, maar werd rond 1560 opnieuw drooggelegd.
De contouren van een van de Staatse linies, de Cathalijneschans, zijn nog in het landschap te zien, maar andere forten met fraaie namen als Melk en Brokken, Spek en Brood en Kaas en Brood zijn verdwenen.
Waterlandkerkje ontstond in de 17e eeuw op een driesprong van dijken die de Gouden, Oude Passageule en Vrije Polder omsluiten. Het tere NH-zaalkerkje is gebouwd in 1674.
Hier passeert u voor het eerst de Linie of Passageule, in de 17e eeuw deel van een vaarweg tussen het Zwin en de Braakman. Niet veel later werd het als waterlinie in gebruik genomen door langs het water een aantal inmiddels weer verdwenen schansen te bouwen.
Al van verre is de grote, onvoltooide toren van de kerk van Sint Kruis te zien. Stap in Sint Kruis even van de fiets en maak een rondje om de kerk. Dan is goed de vreemde verhouding te zien tussen de forse toren en het ‘magere’ schip: duidelijk een geval van een door geldgebrek gesmoorde poging om een echte kathedraal te bouwen.
Een klein uitstapje brengt u in het sfeervolle Aardenburg. Al 7000 jaar geleden woonden hier mensen op een zandrug en in de Romeinse tijd stond er een castellum. Ware welvaart bereikte de stad vanaf de 10e eeuw met de lakenhandel en turfwinning.De oudste stad van Zeeland had toen een prima vaarverbinding met het Zwin. Verzanding van het Zwin en concurrentievan Brugge en ent beëindigden de bloeiperiode. In de Tachtigjarige Oorlog was het stadje een vesting in Staatse handen. Aan de Kaai is nog de gedempte haven te zien; daar ligt ook de enig overgebleven stadspoort. Belangrijkste herinnering aan de bloeitijd is de 13e-eeuwse Sint-Baafskerk, die in Scheldegotiek opgetrokken is.
Links van de dijk kabbelt het brede water van de Linieput, een restant van de Passageule. Door overstromingen, al dan niet moedwillig veroorzaakt in oorlogstijd, breidde de Passageule zich in de 17e eeuw naar het westen en zuiden uit. Zijg even neer op het uitzichtplatform om het rijke vogelleven te bekijken. Verderop eindigt het water bij de Bakkersdam. Die werd in 1788 aangelegd en maakte zo een einde aan de doorgaande vaarroute.