Turbo

Een turbo geeft een motor meer lucht. Hij voert de benodigde lucht onder (over)druk aan, daardoor krijgt de motor meer zuurstof en kan er meer brandstof volledig verbranden. Het gevolg: betere motorprestaties bij een gelijkblijvende cilinderinhoud.

1 uitlaatgasstroom
2 verse (buiten)lucht
3 gecomprimeerde lucht
4 compressorwiel
5 turbinewiel
6 lagerhuis met turbo-as

Tekst Femke Zijlema m.m.v. ANWB technische informatie en R&D. Tekening Moker Ontwerp

Wat doet een turbo?

Een turbo wordt aangedreven door uitlaatgassen en daarom noemen we hem ook wel ‘uitlaatgasturbo’. Een kleinere motor mét een turbo kan dus vergelijkbare prestaties leveren als een grote motor zónder turbo. Dit noemen we down-sizing.

Hoe werkt een turbo?

Vergelijk een turbo met een waterrad. Als je het water vervangt door uitlaatgassen, zie je de uitlaatgasstroom een turbinewiel aandrijven. Dit wiel is via een as verbonden met het compressorwiel. Dit wiel drukt verse lucht het inlaatsysteem in. De as met het turbinewiel en compressorwiel vind je in het lagerhuis, een onderdeel van het binnenwerk. De turbo heeft wat tijd nodig om op toeren te komen. Hij werkt pas goed als er voldoende uitlaatgasstroom is. Deze reactietijd noemen we het turbogat. Bij moderne auto’s wordt deze uitlaatgasstroom door een computer bijgestuurd om de turbo op toeren te houden.

Waardoor slijt een turbo?

Belangrijk voor een goede werking van de turbo is een goede smering van de turbo-as, die zo’n 220.000 toeren per minuut maakt. Als bestuurder heb je ook invloed op de levensduur. Laat de motor (en dus de turbo) altijd eerst op temperatuur komen en laat hem na zware inspanning even stationair draaien. Zo wordt de turbo goed nagesmeerd en koelt ’ie af. Als je merkt dat de auto meer olie verbruikt en veel rookt uit de uitlaat, laat dan je turbo controleren.

Meer weten? Stel een vraag aan of zoek een antwoord van onze auto experts