Beekdalroute
Nederland, Noord-Brabant, Ommel
- 46
- 49
- 78
- 72
- 38
- 49
- 88
- 57
- 91
- 20
- 18
- 17
- 58
- 80
- 50
- 1
- 46
Tijdens het fietsen van deze route kruist u wel vijf verschillende beken. Deze stromen van de Peelhorst in het oosten naar de Aa in het westen. Ze zijn allemaal gekanaliseerd en hebben daarom veel van hun oude luister verloren. Maar de landschappen waar ze doorheen stromen zijn nog goed te herkennen als beekdalen. Fietsend door de kleine agrarische gehuchten in het zuidelijk deel van de route merkt u dat deze streek nog veel van haar bekoring bewaard heeft. De rustige bossen van de Brouwhuissche Heide zijn een aantrekkelijk fiets- en wandelgebied.
Fietsveiligheid route-informatie: houd op deze route rekening met onderstaande punten; pas je snelheid aan, houd rekening met tegenliggers en mederecreanten en ga waar nodig achter elkaar rijden.
• Tussen knooppunt 20-18-17 (Engelenpad) gaat de ropute over smalle gravelpaden;geef elkaar de ruimte om te passeren.
• Ook tussen 58-80-50 (Brouwhuissche Heide) gat de route over smalle halfverharde fietspaden.
Toegankelijkheid: deze route is in minder geschikt voor extra brede fietsen (driewielers, bakfietsen, etc.) vanwege bovengenoemde smallere paden.
Het bedevaartplaatsje Ommel is bekend om zijn Mariadevotie. Een centrale plaats in de Mariaverering heeft een ivoren beeldje, dat in de kerk te bezichtigen is. De bewogen geschiedenis van het beeldje, die teruggaat tot 1400, wordt uitgebeeld door de staties in de processietuin achter de kerk.
Op de Oostappensche Heide hebben zand en heide plaatsgemaakt voor naaldhout. Waar het zand werd afgegraven voor de aanleg van de nabijgelegen E3 ontstond een grote waterplas. Rond de plas werd een groot recreatiegebied ingericht.
Ten noorden van de buurtschap Oostappen stroomt de beek de Astensche Aa. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd de Aa over bijna heel haar lengte van 50 km gekanaliseerd. Alleen hier, vlak bij de bron, mocht de rivier blijven meanderen. De naam van het gehucht is een verbastering van Ao-stappen, wat in dialect refereerde aan de doorwaardbare plaats in de Aa: je kon hier “door de Ao stappen”.
Helmond werd in 1976 aangewezen als groeistad. Daardoor kreeg het stadsbestuur de financiële armslag om aan de rand van de stad grote woonwijken te bouwen. Rijpelberg – voorheen niet meer dan enkele boerderijen – en het gehucht Brouwhuis groeiden uit tot nieuwbouwwijken. Ertussen ligt een omleiding van de Zuid-Willemsvaart. De Zuid-Willemsvaart is van grote betekenis geweest voor de ontwikkeling van de industrie in Helmond. In verband met de stadsplanning in het centrum moest het kanaal naar het oosten worden verlegd.
Bij Bakelsebrug komt u de beek de Bakelsche Aa tegen. Deze beek ontstaat uit het samenstromen van de Kaweische Loo, De Vlier en de Oude Aa.
Even van de route af ligt in Bakel de Sint-Willibrordusmolen. Deze hoten standerdmolen werd tot 1960 nog door de plaatselijke schutterij gebruikt als ‘mast’ bij het koningsschieten, waarbij de gaai aan de punt van een rechtomhoogstaande wiek was bevestigd. Hoelang er op deze plek al een molen staad is nog onderwerp van onderzoek, mogelijk al vanaf het eind van de 16e eeuw. De gerestaureerde molen maalt nog en is te bezoeken als de deuren openstaan (route: ga op de Helmondse straat niet rechtsaf, maar linksaf Hoekendaal in; 2e (zand)weg rechtsaf, Achter de molen, na 100 meter staat de molen op de kruising). Het dorp Bakel wordt gedomoneerd door de Sint-Willibrorduskerk en is al heel oud. Het ligt aan de Alde Strate, een oude Keltisch-Germaanse route tussen Empel en Roermond die, curieus genoeg, parallel aan de peelrandbreuk ligt.
Midden in het Zandbosch ligt het fraaie Buntven. Bunt betekent voedselarme grond. Aan de oevers groeit op vrij grote schaal de zeldzame zonnedauw. Dit insectenetende plantje gedijt goed op de schrale, venige bodem. Het plantje is uitgerust mettentakeltjes waarop een glinsterende substantie zit. Insecten die hiermee in aanraking komen, blijven plakken en voorzien het plantje van de noodzakelijke mineralen.
De Brouwhuissche Heide bestond vroeger uit heidevelden en stuifzanden. Op het glooiende terrein zijn vooral naaldbomen aangeplant. Een restant van het oude landschap vindt u in het kleine natuurgebied De Bikkels. Het is een open stuifzandgebied met jeneverbesbegroeiing. De vruchten van deze inheemse conifeer hebben vroeger een grote rol gespeeld in de volksgeneeskunde en werden in deze streek bikkels genoemd.
Vanuit de wijde omtrek van het dorp ziet u de mooie slanke Molen Johanna-Elisabeth liggen, een stenen beltmolen uit 1848. Bijzonder aan deze korenmolen is de flesvorm , die komt in Nederland maar weinig voor. Binnen bevindt zich nog iets anders dat de molen uniek maakt: de bovenas bestaat uit een onbewerkte boomstam, waarvan alleen de schors is verwijderd. Behalve als korenmolen, heeft molen ooit ook als oliemolen gefunctioneerd. de onderdelen zijn bij de restauratie teruggevonden en liggen nu uitgestald op de molenbelt. De molen maalt nog en als de wieken draaien, is hij open voor bezoek. Het dorp Vlierden heeft een middeleeuwse agrarische oorsprong. Op de hoge delen tussen de Oude Aa en de Astensche Aa waren mogelijkheden voor akkerbouw. De natte percelen langs de beken waren geschikt als weidegronden voor veeteelt.