Rij minstens een keer per week minimaal 10 kilometer
Korte stukjes rijden is niet zo goed voor de accu en de motor. En veel stilstaan is ook niet goed voor je banden. Voor een auto met benzinemotor is wekelijks een ritje van 10 tot 20 kilometer voldoende om de motor plus de accu gezond te houden. En dan blijven je banden ook nog eens rond en het rubber soepel. Als je Smart Driver hebt (zie onderaan dit artikel), houdt deze onder andere de status van je accu in de gaten.
Houd je banden op spanning
De nummer 2 in de pechgevallen top 10 is de lekke band. En meteen een van de eenvoudigste pechgevallen om te voorkomen. Een scherp voorwerp op de weg is vanzelfsprekend pure pech, maar vaker is een lekke band het gevolg van verouderde banden of een onjuiste bandenspanning. Is de spanning niet goed, dan slijt de band onregelmatig. Ook kan er lucht ontsnappen omdat er ruimte ontstaat tussen band en velg. Bovendien: onjuiste bandenspanning kan tot 10 procent extra brandstof kosten. De motor moet immers harder werken wanneer banden niet soepeltjes over de weg glijden. Zorg dat er ventieldopjes op het ventiel zitten. Als je de dopjes niet terugplaatst, kan het ventiel oxideren waardoor de band langzaam leegloopt.
Laat de koppeling niet slippen
Dat wil zeggen: laat nooit de koppeling erg langzaam opkomen of maar half opkomen. Daarvan slijt de koppelingsplaat zeer snel – dat is een dure reparatie. Je herkent een slippende koppeling door de stank die vrijkomt.
Hoe lang de koppeling meegaat, hangt af van het gebruik van de auto. Rijden in de stad of rijden in de bergen zorgt voor veel slijtage.
Onderhoud je auto volgens schema
Veel onderdelen hebben regelmatig onderhoud nodig of moeten bij bepaalde kilometerstanden worden vervangen. Met name om schade en pech te voorkomen, maar ook om je veiligheid te garanderen. Je wilt niet meemaken dat je remmen ineens niet meer werken als gevolg van achterstallig onderhoud.
Controleer de vloeistoffen
Olie, ruitensproeiervloeistof, koelvloeistof, remvloeistof: het is allemaal zelf te controleren. Kijk daarvoor in het instructieboekje. Lukt dit niet, maak dan geregeld een pitstop bij je autobedrijf.
Geef aandacht aan de waarschuwingslampjes
Het dashboard is bezaaid met groene, oranje en rode waarschuwingslampjes. Die kleuren zijn niet willekeurig gekozen. Groen betekent ‘alles oké’. Deze lampjes geven merendeels aan dat iets is ingeschakeld (verlichting, assistentiesystemen, knipperlichten). Oranje betekent ‘oppassen’. Gaat zo’n lampje branden, dan is het zaak zo snel mogelijk contact op te nemen met je autobedrijf. Deze lampjes zeggen dat iets niet in orde is, maar staan voorzichtig doorrijden naar de garage nog toe. Denk hierbij aan motorstoringen, remblokjes die bijna versleten zijn, vloeistoffen die bijgevuld moeten worden et cetera. Gaat er iets roods branden, dan is onmiddellijk stoppen (op een veilige plek) de enige oplossing. Waarschuw vervolgens je autobedrijf. Of de Wegenwacht.
Zo’n 35 keer per dag tankt iemand in Nederland de verkeerde brandstof. Wie er tijdens het tanken achter komt, kan de brandstof eruit laten halen. Ga je ermee rijden, dan is er kans op grote schade. De brandstofpomp kan het begeven, of het injectiesysteem dat de brandstof in het motorblok spuit. Houd je hoofd erbij en rij niet weg als je weet dat er verkeerde brandstof in de tank zit.
Over tanken gesproken: rij je tank niet leeg. Zorg altijd voor minimaal een kwart volle tank. Hoe ouder een auto, hoe meer bezinksel zich ophoopt in een tank. Wanneer dit met het laatste beetje brandstof wordt meegezogen, raakt het filter verstopt en gaat de auto stotteren. Of geeft hij het helemaal op.
Wees op je hoede voor geluiden
Je kent je eigen auto als geen ander. Als er ineens piepjes, kraakjes en rammeltjes te horen zijn, wees dan op je hoede. Het kan een mankement aankondigen. Probeer het geluid te lokaliseren om zo de oorsprong ervan te ontdekken, of ga ermee naar je garage. De Wegenwacht bellen voor advies kan natuurlijk ook altijd. Voorkomen is beter dan met pech stilstaan.
Deel deze pagina