Zeedijkenroute
Nederland, Friesland, Harlingen
- 51
- 19
- 93
- 14
- 64
- 53
- 95
- 55
- 24
- 4
- 1
- 87
- 3
- 56
- 70
- 52
- 74
- 31
- 59
- 85
- 51
Op deze route zijn zeedijken – of resten daarvan – te zien uit verschillende fasen van de Friese geschiedenis: eerst de Pingjumer Gulden Halsband uit de tijd dat de dijk ten zuiden van Harlingen een flinke omweg moest maken rondom een zee-inham. Vanaf Makkum volgt de route de vroegere Zuiderzeedijk, sinds 1932 de IJsselmeerdijk. Ten noorden van de Afsluitdijk gaat het verder over de lijn waar land en zee elkaar nog steeds raken. In tegenstelling tot Makkum profiteert Harlingen nog steeds van zijn ligging aan zee.
Extra routeaanwijzingen:
• Startpunt: het bordje met de richting voor het volgende knooppunt hangt niet naast het grote knooppuntenbord op het Zuiderplein. Ga met je rug naar het bord linksaf over de Rozengracht, dan fiets je richting knooppunt 93.
• Let op: tussen 95-55 gaat na 2,8 km de route rechtdoor het viadauct over; let op dat je hier niet abusievelijk het fietspad links van de weg neemt!
Fietsveiligheid: houd op deze route rekening met volgende punten; pas je snelheid aan, houd rekening met tegenliggers, mederecreanten en ander verkeer en ga waar nodig achter elkaar rijden. Verder geen bijzonderheden.
Toegankelijkheid: deze route is in principe geschikt voor extra brede fietsen (driewielers, bakfietsen, etc.), mits je kiest voor de weg onderlangs de IJsselmeerdijk.
Harlingen (Fries: Harns) was vanaf de 16e eeuw bijna drie eeuwen lang de belangrijkste havenstad van het noorden van het land. De namen van pakhuizen aan de Noorderhaven verwijzen naar vroegere verre handelsbestemmingen. Sinds de aanleg van de Afsluitdijk is Harlingen de enige Friese stad die nog aan zee ligt. Het is daarom een perfecte uitvalsbasis voor plezierjachten die de Waddenzee op willen. Fans van Simon Vestdijk mogen Harlingen niet uit voordat ze de Vestdijkkamer hebben bezocht in Gemeentemuseum Het Hannemahuis aan de Voorstraat 56 (www.hannemahuis.nl). Alle eerste drukken liggen hier.
Als een van de 11 Friese steden is Harlingen sinds het culturele jaar 2018 in het bezit van een van de 11 kunstzinnige fonteinen. Midden in de Nieuwe Willemshaven ligt De Walvis van Jennifer Allora & Guillermo Calzadilla (www.11fountains.nl).
NB Museum Het Hannemahuis ligt niet direct aan de route. Fiets vanaf het startpunt (knooppunt 51) richting 54. Na 300 m fiets je dan de Voorstraat in; het museum ligt meteen aan de linkerhand. Fiets na het bezoek terug naar de hoofdroute.
Harlingen is de negende stad van de Tocht der Tochten, de Elfstedentocht. Schaatsers rijden de stad binnen over de Bolswarderfeart, het Davidskolkje en de Zuidoostersingel. Na een korte stop bij de stempelpost glijden ze over het ijs op de Sexbierumerfeart naar Franeker.
De Elfstedentocht, de legendarische schaatstocht van 199 kilometer langs elf Friese steden, werd voor het eerst (officieel) verreden op 2 januari 1909. Sindsdien werd de tocht vijftien keer georganiseerd, voor het laatst op 4 januari 1997. Het idee voor de Elfstedentocht kwam van Pim Mulier (1865-1954), een Fries die zich in de 19de eeuw inzette voor sport in Nederland. Hij organiseerde de eerste atletiekwedstrijden, introduceerde een voorloper van het huidige voetbal, initieerde de eerste tennisclub en bedacht dus ook de Elfstedentocht. Een epische schaatstocht langs de steden Leeuwarden, Sneek, IJlst, Sloten, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Bolsward, Harlingen, Franeker en Dokkum. Pim Mulier ontwierp zelfs het zilveren ‘Elfstedenkruisje’ dat deelnemers krijgen die de tocht binnen de tijd uitschaatsen.
Elke Elfstedentocht bestaat uit een wedstrijdtocht en een toertocht. De wedstrijdrijders (in 1997 waren dat er 250) strijden om de winst, de toerrijders (in 1997 waren dat er 16.000) rijden om de prestatie en het befaamde kruisje. Het startschot van de toertocht klinkt ’s ochtends om tien over half zes. Vanaf dan vertrekken er elke 25 minuten tweeduizend schaatsers. Elke schaatser heeft een stempelkaart met startnummer, waarop ze in elke stad een stempel halen bij de stempelpost. Wedstrijdschaatsers doen gemiddeld zeven uur over de Elfstedentocht, toerschaatsers (veel) langer. Ze hebben tot twaalf uur ’s nachts de tijd. Als ze dan nog niet terug zijn in Leeuwarden, worden ze door de organisatie van het ijs gehaald. Dat zijn emotionele taferelen…
Er waren memorabele edities van de Elfstedentocht, zoals die van 1963, toen door de extreme kou maar 69 van de 10.000 deelnemers over de finish kwamen (en Reinier Paping won). In de tocht van 1986 reed Koning Willem-Alexander mee onder de schuilnaam "W.A. van Buren”.
Dat de ‘Tocht der tochten’ niet elk jaar wordt verreden heeft te maken met de voorwaarden. Om een Elfstedentocht te kunnen houden moet het ijs over de hele route minsten 13 - 15 centimeter dik zijn. Daarvoor is meerdere dagen flinke vorst nodig. Iets wat helaas minder en minder voorkomt. De route is verdeeld in 21 rayons, elk met z’n eigen rayonhoofd. De ijsmeester is de echte baas: hij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het ijs en overlegt hierover met de rayonhoofden. Samen beslissen ze of en wanneer de tocht der tochten veilig kan worden gereden. Soms helpen de rayonhoofden het ijs een handje met ijstransplantaties: oud, dun ijs wordt weggezaagd, nieuwe dikke blokken ijs worden in het water gelegd om vast te vriezen.
Tussen Kimswerd en Pingjum (Fries: Kimswert en Penjum) loopt de route door de voormalige Marneslenk, een zee-inham die in de 9e en 10e eeuw diep het Friese land binnendrong, maar daarna geleidelijk dichtslibde. De Marneslenk liep in een halve cirkel rondom Pingjum. Een ronde dijk, de Pingjumer Gulden Halsband, beschermde Pingjum tegen het zeewater. Op het weggetje De Blokken kruis je deze dijk, die inmiddels deels is afgegraven.
Voorbij de N7 zijn de dorpjes Wons, Schraard en Longerhouw prachtige voorbeelden van typisch Friese terpdorpjes. Ze zijn zeker de moeite waard om er even van de route af te wijken voor een rondje om de kerk.
De lange rechte Trekfeart vanuit Workum, heet vlak voor Bolsward Workumerfeart. De schaatsers die de Elfstedentocht schaatsen duiken de Rijksweg onderdoor en komen via de Krúswetter op de Stadsgracht die ze naar de stempelpost van deze achtste Elfsteden-stad brengt. Even stempelen en dóór. Over de kronkelende Wytmarsumer Feart en Harlingervaart naar Harlingen.
De Elfstedentocht, de legendarische schaatstocht van 199 kilometer langs elf Friese steden, werd voor het eerst (officieel) verreden op 2 januari 1909. Sindsdien werd de tocht vijftien keer georganiseerd, voor het laatst op 4 januari 1997. Het idee voor de Elfstedentocht kwam van Pim Mulier (1865-1954), een Fries die zich in de 19de eeuw inzette voor sport in Nederland. Hij organiseerde de eerste atletiekwedstrijden, introduceerde een voorloper van het huidige voetbal, initieerde de eerste tennisclub en bedacht dus ook de Elfstedentocht. Een epische schaatstocht langs de steden Leeuwarden, Sneek, IJlst, Sloten, Stavoren, Hindeloopen, Workum, Bolsward, Harlingen, Franeker en Dokkum. Pim Mulier ontwierp zelfs het zilveren ‘Elfstedenkruisje’ dat deelnemers krijgen die de tocht binnen de tijd uitschaatsen.
Elke Elfstedentocht bestaat uit een wedstrijdtocht en een toertocht. De wedstrijdrijders (in 1997 waren dat er 250) strijden om de winst, de toerrijders (in 1997 waren dat er 16.000) rijden om de prestatie en het befaamde kruisje. Het startschot van de toertocht klinkt ’s ochtends om tien over half zes. Vanaf dan vertrekken er elke 25 minuten tweeduizend schaatsers. Elke schaatser heeft een stempelkaart met startnummer, waarop ze in elke stad een stempel halen bij de stempelpost. Wedstrijdschaatsers doen gemiddeld zeven uur over de Elfstedentocht, toerschaatsers (veel) langer. Ze hebben tot twaalf uur ’s nachts de tijd. Als ze dan nog niet terug zijn in Leeuwarden, worden ze door de organisatie van het ijs gehaald. Dat zijn emotionele taferelen…
Er waren memorabele edities van de Elfstedentocht, zoals die van 1963, toen door de extreme kou maar 69 van de 10.000 deelnemers over de finish kwamen (en Reinier Paping won). In de tocht van 1986 reed Koning Willem-Alexander mee onder de schuilnaam "W.A. van Buren”.
Dat de ‘Tocht der tochten’ niet elk jaar wordt verreden heeft te maken met de voorwaarden. Om een Elfstedentocht te kunnen houden moet het ijs over de hele route minsten 13 - 15 centimeter dik zijn. Daarvoor is meerdere dagen flinke vorst nodig. Iets wat helaas minder en minder voorkomt. De route is verdeeld in 21 rayons, elk met z’n eigen rayonhoofd. De ijsmeester is de echte baas: hij is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het ijs en overlegt hierover met de rayonhoofden. Samen beslissen ze of en wanneer de tocht der tochten veilig kan worden gereden. Soms helpen de rayonhoofden het ijs een handje met ijstransplantaties: oud, dun ijs wordt weggezaagd, nieuwe dikke blokken ijs worden in het water gelegd om vast te vriezen.
Bolsward is ontstaan op drie terpen, waarvan de oudste dateert van voor onze jaartelling. Rond de 13e eeuw werd de Broerekerk als kloosterkerk gebouwd. Stadsrechten kreeg Bolsward echter pas in 1455. Dat het deze Friese stad voor de wind ging laten de fraaie historische gebouwen zien, het bezienswaardige stadhuis voorop. Ook de Broerekerk is een bezoekje waard: na een brand in 1980 is de ruïne voorzien van een glazen overkapping, wat de oude minderbroederskerk een bijzondere, bijna industriële sfeer verleent.
Voor deze kerk staat de De Vleermuis van Johan Creten, een van de 11 kunstzinnige fonteinen die in het culturele jaar 2018 in alle Friese steden zijn verrezen.
Hoewel de route niet door de oude stadskern gaat, is Bolsward een bezoek meer dan waard; ga hiervoor bij knooppunt 1 rechtdoor naar 5 en 6 (zelfde route terug om de hoofdroute te vervolgen).
Allingawier had oorspronkelijk een open verbinding met zee en er woonden veel vissers. De helft van het piepkleine dorp met 80 inwoners is nu museumdorp met onder andere een boerderij, restaurant, smederij, brandweerhuis en een expositiekerk. Men krijgt hier een goede indruk van het vroegere leven in een Fries plattelandsdorpje (www.hetfriesemuseumdorp.nl).
Net buiten Allingawier staat de in 1993 in 18e-eeuwse Friese stijl gebouwde Allingastate met Oudfriese elementen zoals een poortgebouw en een koetshuis. Het maakt geen deel uit van het museumdorp, maar doet dienst als luxe B&B.
Rond de sluis van Makkum zijn mooie gevels te zien van koopmanshuizen uit de 17e en 18e eeuw. In die tijd draaide de economie hier op volle toeren, vooral door de kalkovens, waar de voor de kust ruimschoots aanwezige schelpen werden verwerkt tot cement. In hoogtijdagen stonden er maar liefst honderd. In het kielzog daarvan bloeiden ook de scheepvaart en de scheepswerven. Na 1750 ging het bergafwaarts met de kalkovens, omdat de grondstoffen uitgeput raakten. Wel bleven de scheepswerven en de fabricage van het typische Makkumer aardewerk. De langste reputatie heeft Koninklijke Tichelaar, een familiebedrijf dat al sinds 1640 aardewerk produceert.
Het beeld De Steenen Man, dat ten zuiden van Harlingen op de Waddenzeedijk staat, is een eerbetoon aan Caspar de Robles. Hij was een Portugees in Spaanse dienst die van 1568-1576 landvoogd van Groningen en Friesland was. Na de Allerheiligenvloed van 1570 herstelde hij deze dijk en dwong daarbij twee groepen Friezen om samen te werken. Het beeld staat op de grens van die gemeenschappen en kijkt de beide kanten op.