Water - vijand en bondgenoot tussen Beemster en Schermer
Nederland, Noord-Holland, Middenbeemster
- 6
- 5
- 46
- 43
- 60
- 61
- 62
- 82
- 27
- 1
- 35
- 30
- 31
- 32
- 8
- 7
- 6
Water speelt een belangrijke rol in het landschap van Noord-Holland. Deze fietsroute neemt je mee langs de droogmakerijen de Beemster en de Schermer, ooit grote binnenzeeën die in de 17e eeuw met molens zijn drooggemalen. Tussen de meren lag destijds de omdijkte Eilandspolder, nu een venig polderland dat enkele meters uitsteekt boven de bodem van de drooggelegde meren. De Stelling van Amsterdam toont aan dat je water ook als bondgenoot en wapen kunt gebruiken. Bij oorlogsdreiging zou rond Amsterdam een groot gebied onder water worden gezet. Tientallen forten, die nu nog het landschap sieren, zorgden voor extra bescherming.
NB Het verdient aanbeveling om eerst de routebeschrijving te lezen alvorens op pad te gaan; de route wijkt hier en daar af van de knooppunten om bij sommige bezienswaardigheden te komen.
Fietsen langs landschapselementen
Deze route is onderdeel van een serie fiets- en wandelroutes langs verschillende landschapselementen. Het Nederlandse landschap is een echt cultuurlandschap. Door de eeuwen heen veranderde de mens de natuur, bedoeld en onbedoeld. Die ingrepen in het landschap vertellen veel over het verleden. Op deze website kun je meer lezen over deze zogenoemde ‘leestekens van het landschap’ en over waar je ze kunt zien.
Fietsveiligheid route-informatie: houd op deze route rekening met onderstaande punten; pas je snelheid aan, houd rekening met tegenliggers en mederecreanten en ga waar nodig achter elkaar rijden.
• Bij knooppunt 31 bevindt zich een steil bruggetje; dit kan een uitdaging zijn met een zware e-bike; stap veiligeheidshalve af.
• Tussen 31-32 is het traject over de Noorddijk (tussen de schapen door!) vrij smal; ga hier achter elkaar fietsen.
• Maak op de smalle dijkwegen gebruik van de aanwezige uitwijkhavens om (je te laten) inhalen.
Toegankelijkheid: deze route is minder geschikt voor extra brede fietsen (driewielers, bakfietsen, etc.) vanwege bovenstaande punten.
Start bij Toeristisch Overstappunt Middenbeemster. Fiets vanaf het kruispunt in Middenbeemster bij knooppunt 6 via de Rijperweg naar knooppunt 5. Ga hier rechtsaf naar 46, langs het Fort aan de Nekkerweg. Ga op de ringdijk van de Beemster rechtsaf naar knooppunten 43 en 60, langs de inundatiesluis en nog twee forten. Fiets vanaf 60 langs het Fort bij Spijkerboor naar 61, dan linksaf door De Rijp naar 62 en rechtsaf naar 82. In Noordeinde passeer je een brandspuithuisje en een vermaning, vlak buiten het dorp start een kerkepad. Volg de ringdijk naar 27, met links van de dijk droogmakerij Schermer en een museummolen. Fiets verder over de ringdijk naar 1, dan rechtsaf naar 35, waarbij je een stukje de Westfriese Omringdijk volgt. Fiets naar 30, 31 en 32, met rechts weer zicht op de droogmakerij Beemster. Vlak voor 32 staat rechts het polderhuis. Fiets via 8 en 7 terug naar 6. Onderweg passeer je weer veel vierkante stolpboerderijen, waaronder vlak voor Middenbeemster een eenvoudige houten stolpboerderij.
Tot begin 17e eeuw klotsten hier de golven van een groot meer, de Beemster genaamd. In 1607 besloot een groep kooplieden en bestuurders het meer droog te leggen, om zo meer landbouwgrond voor het snelgroeiende Amsterdam te krijgen. In 1612 hadden de molens het meer drooggemalen. Daarna werd het nieuwe land verdeeld in rechthoekige kavels – heel modern voor die tijd. Ook werd begonnen met de bouw van het dorp Middenbeemster. Rond het rechthoekige plein verrezen onder meer een kerk (1623), een weeshuis, een school en een herenhuis. Let ook op de travalje bij de kruising in het dorp: hierin werden de paarden vastgezet als ze nieuwe hoefijzers kregen.
Het Fort aan de Nekkerweg hoort bij de Stelling van Amsterdam, een verdedigingslinie die tussen 1880 en 1920 rond de hoofdstad werd aangelegd. De stelling was primair een waterlinie: bij oorlogsdreiging werd een brede strook land onder water gezet om zo de vijand tegen te houden. Een serie van 45 forten beschermde de zwakke plekken in de linie, zoals dijken, wegen en spoorlijnen. In 1963 verloor de linie zijn militaire status. Sommige forten kregen een nieuwe functie – het Fort aan de Nekkerweg huisvest nu een wellnesscentrum –, andere forten liggen er verlaten bij. Sinds 1996 staat de Stelling van Amsterdam op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
Aan de rand van de Beemster is goed te zien hoe het enorme meer werd drooggelegd. Eerst werd er een hoge dijk om het meer gelegd, met aan de buitenkant daarvan een ringvaart. Vervolgens werden 43 windmolens gebouwd om het meer droog te malen. Opzichter bij dit werk was molenmaker en waterbouwkundige Jan Adriaenszoon Leeghwater. Hij plaatste de molens in series achter elkaar, waarbij elke molen het water een trapje hoger maalde richting de ringvaart. Droogmakerij De Beemster werd in 1999 uitgeroepen tot UNESCO Werelderfgoed.
Om de Stelling van Amsterdam onder water te zetten, was een ingenieus systeem van sluizen en andere waterwerken bedacht. Rond 1890 werd op deze plek in de dijk een inundatiesluis aangelegd die bij oorlogsdreiging het zuidelijk deel van de Beemster onder water kon zetten. Een informatiebord vertelt het hele verhaal. Na de opheffing van de Stelling van Amsterdam is de sluis met aarde en beton volgestort. Zelf een kijkje nemen? Wandel dan via het klaphekje langs de dijk naar beneden.
Het Fort bij Spijkerboor was het grootste en modernste fort van de Stelling van Amsterdam. Het telt twee verdiepingen, met op het hoogste punt een pantserkoepel met twee kanonnen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) bleef Nederland neutraal, maar het fort werd toen wel bewaakt door 300 man. Nu beheert Natuurmonumenten het fort en kun je op open dagen zien hoe de manschappen destijds leefden (voor data: let op de borden bij de ingang of kijk op www.natuurmonumenten.nl). Aan de buitenzijde van de gracht loopt een wandelroute.
Het mooiste straatje van Noord-Holland? De hoofdstraat van De Rijp doet mee voor de hoofdprijs. Het dorp ontstond op de westoever van het Beemstermeer en bloeide van de 17e tot in de 19e eeuw dankzij de haringvisserij en de walvisjacht. Daarna raakte het dorp de open verbinding met de Zuiderzee kwijt en was het gedaan met de welvaart. De meeste woonhuizen en pakhuizen dateren van na 1654, toen een grote band bijna het hele dorp in de as legde. Het prachtige raadhuis in het centrum bleef wel bewaard. Het is een ontwerp van Jan Adriaenszoon Leeghwater, de waterbouwkundige die in 1575 in De Rijp werd geboren. De toepasselijke achternaam koos hij overigens pas nadat hij in 1605 een duikerklok had uitgevonden.
Voorbij het dorp Graft gaat de route midden door de Eilandspolder. Zoals de naam al zegt was dit vroeger een eiland, omringd door grote meren als het Schermeer en de Beemster. Vanaf de 13e eeuw werd het gebied omdijkt om te voorkomen dat de slappe veengrond ten prooi zou vallen aan de golven. Aan je rechterhand lijkt de aanblik sinds de middeleeuwen nauwelijks veranderd: zompig grasland met eindeloos veel sloten. Links oogt het landschap grootschaliger, vooral doordat hier in de loop van de eeuwen verschillende delen van de Eilandspolder zijn drooggelegd.
Oude boerderijen en arbeidershuisjes sieren het lintdorp Noordeinde. Meteen links, op nummer 9, staat een brandspuithuisje van rond 1900. Hierin werden vroeger de materialen voor de brandweer opgeslagen. Nummer 18 even verderop is een vermaning, een kerkgebouw waarin de doopsgezinden hun diensten hielden. Vanaf de 16e eeuw had Noordeinde zich ontwikkeld tot een vrijplaats voor mensen met een ander geloof dan de staat voorschreef. Zij werden gedoogd, maar moesten hun erediensten wel houden in schuilkerken die niet direct als kerk herkenbaar waren. Deze vermaning werd in 1874 – na de invoering van de grondwet en de godsdienstvrijheid in 1848 – gebouwd als vervanging van zo’n houten schuilkerk.
Direct na de haakse bocht start rechts een wandelpad dwars door de weilanden. Het is een kerkepad, waarlangs de gelovige boeren uit de omgeving naar de doopsgezinde en katholieke schuilkerken in Noordeinde konden wandelen.
Het Schermeer was een van de grootste en diepste binnenzeeën van Noord-Holland. Het was dan ook een van de laatste meren dat werd drooggelegd. Voor die megaklus waren 52 windmolens nodig. Ze stonden niet meer in molengangen achter elkaar, maar in groepen. Zo kon het werk gewoon doorgaan als er een molen uitviel. Zodra het water een stuk was gezakt, werd op een lagere plek een nieuwe groep molens gebouwd. Ook werden dwars door de droogmakerij vaarten gegraven, waar ook weer molens kwamen te staan. In 1633 starten de werkzaamheden en in 1635 viel het meer droog. Twee jaar later werden de eerste boerderijen gebouwd. Let vooral op het grote hoogteverschil tussen de ringvaart (rechts) en de bodem van het meer (links).
Van alle molens in en rond de Schermer zijn er nog elf over. De middelste van de drie molens langs de N243 is ingericht als museummolen (april-sept. dag.). Hier wordt uitgelegd hoe het ruim 4 meter diepe meer in de 17e eeuw kon worden drooggemalen. Een glazen plaat in de vloer biedt zicht op het water: bij gunstig weer kon een scheprad 60.000 liter per minuut omhoog brengen! Ook maak je kennis met het zware leven van de molenaar en zijn gezin. De verdiensten waren laag en ze leefden op 25 m², zonder keuken en zonder toilet.
De Walingsdijk in Ursem is een restant van een nog ouder stuk Hollands glorie: de Westfriese Omringdijk. Vanaf de 10e eeuw steeg de zeespiegel en werden als tegenmaatregel dijken en terpen opgeworpen. Maar dat bleek niet genoeg. De veengrond was slap, waardoor veenstromen konden uitgroeien tot grote binnenzeeën als het Schermeer en de Beemster. Daarom werden bestaande stukken dijk aaneengesmeed tot de 126 km lange Westfriese Omringdijk, die vanaf circa 1320 West-Friesland tot een bedijkt eiland maakten. De dijk liep van Alkmaar tot aan Enkhuizen, Hoorn en Medemblik en is nog altijd in het landschap te herkennen.
Het statige witte huis op Noorddijk 23 werd in 1850 gebouwd als polderhuis. Vanaf het uitkijkterras op het dak kon het polderbestuur de molens van de Beemster in de gaten houden. Ernaast staat een dienstwoning met een werkplaats. In de houten timmerschuur daar weer naast werden onderdelen voor de molens gemaakt of gerepareerd.
Overal in de Noord-Hollandse droogmakerijen duiken ze op: stolpboerderijen, herkenbaar aan de vierkante plattegrond en het piramidevormige dak. De investeerders die de binnenmeren hadden laten droogleggen, lieten de boerderijen bouwen voor hun pachters en soms voor zichzelf. Je komt eenvoudige houten constructies tegen, zoals de boerderij op Middenweg 105 uit 1726, maar ook stenen pronkboerderijen, compleet met rijkversierde gevels. In het midden van de boerderij werd het hooi opgeslagen. Daaromheen bevonden zich het woongedeelte, de stal en de schuur – alles onder één dak.