Naar de inhoudLogo van de ANWBANWB Homepage

verkeersregels bij verkeerslichten

Vraag gesteld door vandorp op 7 april 2018

Ik las in VR 2017/141 de column '"Groen licht voor alle fietsers" van Noreen Sturris. Essentie: er gelden op een dergelijke kruising geen verkeersregels die conflicterende bewegingen regelen. De tuchtraad financiele dienstverlening (assurantien) volgt deze gedachtengang in uitspraak 15-006 en verbiedt een verzekeraar om op een dergelijke kruising toch een verkeersregel toe te passen bij de beantwoording van een schuldvraag.
M.i. is de argumentatie ook van toepassing op andere bestuurders, dus ook automobilisten. M.i. betekent dit dat op een kruising met verkeerslichten, waar bijvoorbeeld twee tegenover elkaar staande verkeerslichten (zonder richtingaanduiding) op groen staan, er ook geen verkeersregels gelden voor conflicterende bewegingen. Een auto die rechtdoor gaat heeft geen voorrang op een auto die vanaf de overliggende zijde linksaf wil slaan. Of: de fietser die rechtdoor gaat heeft geen voorrang op de auto die naast hem rijdt en rechts af wil slaan. Bij aanrijdingen geldt alleen artikel 5 WVW. Is dit inderdaad de ultieme consequentie van de tekst van het huidige RVV?

Antwoord van Michiel

Antwoord van Michiel

ANWB Expert

Uw vraag is in behandeling genomen. Het antwoord zal iets langer op zich laten wachten, dan te doen gebruikelijk.



***

Reactie van Michiel Claesen:

Helaas laat het antwoord langer op zich wachten dan verwacht.

Een inhoudelijk antwoord op uw vraag staat voor ná Pinksteren in de planning.

Excuus voor het ongemak.



***

Reactie van Michiel Claesen:

Op een kruising met verkeerslichten rijden uit tegenovergestelde richting een fietser en een auto beide bij groen licht de kruising op. De fietser rijdt rechtdoor, de auto slaat linksaf en rijdt de fietser ondersteboven. Of: de auto en fietser rijden in dezelfde richting en staan te wachten bij het stoplicht. Het licht springt op groen. De fietser gaat rechtdoor en ook deze wordt ondersteboven gereden door de auto die rechtsaf gaat. Voor deze situaties vraagt de heer Van Dorp zich af of de aanwezigheid van verkeerslichten meebrengt dat op conflicterende verkeersbewegingen geen verkeersregels van toepassing zijn, of dat die verkeersbewegingen alleen worden beheerst door art. 5 WVW 1994, kort gezegd het verbod om geen gevaar of hinder te veroorzaken.

De vraag van de heer Van Dorp gaat over de verhouding tussen verkeerstekens en verkeersregels. Verkeerslichten horen tot de categorie verkeerstekens. Het uitgangspunt in het RVV 1990 is niet dat de regeling van een verkeerssituatie door middel van verkeerstekens (borden, verkeerslichten, tekens op het wegdek) meebrengt dat in die situatie verkeersregels niet meer van toepassing zijn. Eerder is het tegendeel het geval. Op het weggedrag van verkeersdeelnemers bij conflicterende verkeersbewegingen zijn zowel verkeerstekens als de verkeersregels van toepassing, behalve als die gelijktijdige toepassing aan beide weggebruikers onverenigbare eisen zou stellen. Zie in dit verband art. 63 RVV: 'Verkeerstekens gaan boven verkeersregels, voor zover deze regels onverenigbaar zijn met deze tekens'. De logische consequentie van dit voorschrift is dat een regeling van de voorrang op een kruising met verkeerstekens de algemene voorrangsregels, zoals 'rechts gaat voor' verdringt. Eenzelfde voorziening biedt art. 64 RVV: 'Verkeerslichten gaan boven verkeerstekens die de voorrang regelen'.

Als de art. 63 en 64 RVV 1990 in onderling verband worden gelezen, dan zijn op de conflicterende verkeersbewegingen zoals in de vraag van de heer Van Dorp genoemd, ondanks de aanwezigheid van verkeerslichten, de algemene verkeersregels van toepassing. Ondanks het voor allen geldende groene licht, moeten de automobilisten voorrang verlenen aan de rechtdoor rijdende fietsers. Deze uitkomst geldt ook voor de kruisingen die zijn voorzien van verkeerslichten die tegelijkertijd voor alle fietsers groen uitstralen.
De onderlinge verkeersbewegingen van de fietsers worden beheerst door de algemene verkeersregels. Het standpunt van de tuchtraad financiële dienstverlening dat op een dergelijke kruising de verkeersregels niet van toepassing zijn, lijkt mij dan ook niet juist.

Joep Simmelink
Lid van de redactie van Verkeersrecht



***

Reactie van vandorp:

Hartelijk dank voor uw reactie. Deskundigen komen kennelijk tot verschillende conclusies. Dat is behoorlijk verwarrend. De columnist in uw blad (VR 2017/141) stelt juist het tegenovergestelde: “Hierdoor biedt het RVV geen antwoord op de vraag wie er voorrang heeft wanneer fietsers tegelijkertijd de kruising op rijden”.
De gemeente Groningen is ook niet over één nacht ijs gegaan. Zij schakelden de politie en de Politieacademie Apeldoorn in (zie: https://forum.infopolitie.nl/viewtopic.php?f=70&t=29602&hilit=alle+richting+groen). Die stellen: “Dat betekent dat bij ‘alle richtingen tegelijk groen’ voor fietsers er geen voorrangssituatie en/of verkeersregeling meer van kracht is. Daardoor geldt de regel ‘geef je verstand voorrang’”.
Inmiddels voert de gemeente Rotterdam ook deze regeling in. Ik citeer de website (www.rotterdam.nl/wonen-leven/tegelijk-groen/):
“Volgens het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens gelden geen voorrangsregels bij ‘alle fietsers tegelijk groen’. Zo hebben fietsers van rechts geen voorrang. Fietsers moeten het dus samen oplossen. Het advies is elkaar de ruimte te geven en, als het even kan, de hand uit te steken......... Uit onderzoek blijkt dat de proef geslaagd is. Fietsers maken gebruik van de mogelijkheid om schuin over te steken. En ze zijn blij met de snelle en veilige oversteek. De gemeente gaat in de loop van 2018 ‘alle fietsers tegelijk groen’ invoeren op meer kruispunten...”
Het vervelende is natuurlijk dat alle in deze discussie gebruikte artikelen van het RVV niet alleen gelden voor fietsers, maar voor alle bestuurders. En het aantal lichten dat tegelijkertijd op groen staat, is ook niet van belang. Vier lichten groen voor automobilisten zal niet vaak voorkomen. Twee lichten groen komt juist wel nog vaak voor. Maar ook bij één licht groen doet zich het probleem voor. De auto en de fiets staan naast elkaar. Bij groen gaat de auto rechtsaf en de fiets rechtdoor. Er geldt geen verkeersregel.
In deze discussie wordt vaak vergeten dat de situatie alle lichten groen bij stadstrambedrijven ook vaak voorkomt, dan in de vorm van: meerdere of alle negenogen staan tegelijkertijd op wit-knipper. Voor het tramverkeer onderling zouden er dan ook geen verkeersregels en -tekens gelden. Een trambotsing is nog wel wat anders dan een botsing tussen twee fietsers. Gelukkig geven ook trambestuurders het verstand voorrang, maar het lijkt me dat deze situatie toch zo risicovol is dat dit vraagt om een onmiddellijk ingrijpen van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Een spoedreparatie van het RVV lijkt bovendien onvermijdelijk.
Toch gebeurt er iets merkwaardigs. Bij twee (tegenover elkaar staande) lichten groen is het nooit een punt geweest dat de regel 'recht door op de dezelfde weg gaat voor' (artikel 18 RVV) toegepast werd. Dat deed en doet de politie, de rechter en de verzekeraar. Nu zouden al die uitspraken ineens onjuist zijn omdat het inzicht doorbreekt dat die regel niet geldig is op zo'n kruispunt. Hoe komt dat?
Ik denk dat artikel 63 niet op de bovengenoemde wijze gelezen moet worden. Het artikel schijnt in het RVV opgenomen te zijn o.a. naar aanleiding van een uitspraak van een kantonrechter in Leiden. Die rechter verklaarde een automobilist die door groen reed, schuldig aan een botsing met een auto die voor hem van rechts kwam en door rood licht reed. Kennelijk was de rangorde tussen licht (teken) en regel niet duidelijk. Artikel 63 moet dat oplossen. Het conflicterende slaat dan op het feit dat één bestuurder twee tegengestelde “signalen”, twee opdrachten tegelijkertijd kan krijgen. Bijvoorbeeld het signaal van een groen licht – een gebod om door te gaan – zie artikel 62 – en een 'gebod' om een bestuurder van rechts voorrang te verlenen (artikel 15) en dus te stoppen. Zo'n dubbel, conflicterend signaal is er ook als je voor de stopstreep staat waarbij er ook haaientanden op de weg staan. Het gebod “doorgaan” conflicteert met het 'gebod' om verkeer van rechts en links voor te laten gaan. In dit geval is het een conflict tussen twee vormen van verkeerstekens. Artikel 62 regelt dat niet, vandaar artikel 64: “Verkeerslichten gaan boven verkeerstekens die de voorrang regelen”. Blijf dus niet staan wachten achter de haaientanden als het licht op groen springt. De artikelen 63 en 64 hebben nooit de bedoeling gehad om de conflicterende rijbewegingen die niet uitgesloten worden door de verkeerslichten (VRI = verkeersregelinstallatie) te ont-regelen. 'Doorgaan' bij groen licht (artikel 68-1a) betekent niet de-hele-kruising-vrij-baan-hebben, maar geeft toestemming de stopstreep te passeren of zo men wil het 'gebod' om de kruising op te rijden.
Terug even naar de fietsers. Wat doe je als je voor de haaientanden staat en je krijgt groen licht, maar ook de fietsers van links en rechts krijgen groen licht? Je gaat door (de stopstreep), maar verder gelden wel gewoon én de verkeersregels én de voorrangsborden. Bij auto's zijn we niet zo gewend dat dan ook de voorrangsborden van toepassing zijn. Dat komt omdat die situatie weinig voorkomt. Vrijwel alle VRI's regelen de conflictbewegingen die door de voorrangsborden gereguleerd worden. Maar als een (in werking zijnde) VRI dat niet doet, dan gelden bij deze interpretatie van het RVV wel degelijk niet alleen de verkeersregels maar ook de voorrangsborden.
Een laatste argument: artikel 28 van de Regeling verkeerslichten lijkt me ook uit te gaan van de toepassing van verkeersregels op een kruising met een VRI.
Is het nu toegestaan om voor fietsers alle lichten groen te geven? In ieder geval is de situatie al veel beter als we vaststellen dat de verkeersregels en voorrangsborden van toepassing zijn. Maar ik blijf deze vorm van groen licht geven misleidend vinden, ook met het onderbord “tegelijk groen”. Een VRI heeft als doel om in ieder geval bepaalde (in de praktijk de meest risicovolle) onderling conflicterende rijwegen van bestuurders te voorkomen. Bij alle lichten groen is het op dat moment voor de groep fietsers niet meer het geval. De VRI regelt voor hen niets meer.
Een beetje oplossing zou zijn om groen-knipper te geven, maar dat vraagt een wijziging van het RVV. Veel beter is m.i. om alle fietslichten in de fietsfase op geel-knipper te zetten Dan ben je als wegbeheerder eerlijk. Alle fietsers mogen oprijden en de fietsers worden gewaarschuwd voor het gevaarlijke punt. Op de kruising zijn én de verkeersregels én de voorrangsbebording evident van toepassing. Na de knipperfase komt de fase dat het gele licht continu blijft branden, waarna het rood volgt. Deze oplossing valt m.i. binnen de mogelijkheden van het huidige RVV en de regeling verkeerslichten.
Blijft over dat een VRI ook in zijn geheel op geel-knipper kan worden gezet. Voor de fietser op een dergelijk kruispunt is die situatie van extra belang, omdat hij dan niet gevrijwaard is van autoverkeer, zoals hij gewend is. De frequente gebruiker van het kruispunt ziet dat wel: in de fase geel-knipper voor alle fietsers branden nu niet meer de rode lampen voor het overige verkeer. Die staan nu ook op geel knipper. Maar dat vraagt enige oplettendheid. Daarvoor zijn verschillende oplossingen te bedenken.

Het lijkt mij een mooie taak voor de ANWB om deze lezing van het RVV te onderzoeken en wat mij betreft natuurlijk ook voor te staan. Voor de tram is die boodschap ook van belang, want daar is de heersende – maar mijns inziens dus verkeerde – gedachte dat meerdere negenogen tegelijkertijd op wit-knipper betekent dat de voorrangsbebording voor de trams niet meer van toepassing is. De toepassing van alle lichten op geel-knipper zou daarom ook daar duidelijker en veiligheidsverhogend zijn, te meer daar het RVV zelf geen onderscheid maakt tussen wit en wit-knipper.



***

Reactie van Michiel Claesen:

Ik zal uw reactie ter beantwoording voorleggen aan Joep Simmelink. Het antwoord zal enige tijd op zich laten wachten vanwege vakantie en zomerreces redactie Verkeersrecht.



***

Reactie van vandorp:

Is al iets bekend over het moment waarop ik een reactie kan verwachten van de heer Joep Simmelink?



***

Reactie van Michiel Claesen:

Zal Joep Simmelink verzoeken om een reactie.

Wordt vervolgd!



***

Reactie van vandorp:

Beste Michiel,

Is al iets bekend over het moment waarop het vervolg komt?
Ik wacht met belangstelling af....

Met vriendelijke groet,

Wim van Dorp



***

Reactie van Michiel Claesen:

Geachte heer Van Dorp,

Dank voor u reminder. Ik zal Joep Simmelink opnieuw aan zijn jasje trekken.

Hartelijke groet,

Michiel



***

Reactie van Michiel Claesen:

Uit de uitgebreide reactie van de heer Van Dorp leid ik af dat wij het eens zijn als het gaat over de opvatting dat op kruisingen met een regeling van de verkeerslichten voor fietsers ‘alle richtingen tegelijk groen’ de verkeersregels van het RVV 1990 niet van toepassing zouden zijn. Van de zijde van verzekeraars en de politie wordt verkondigd dat deze opvatting juist zou zijn, maar dit standpunt berust op een onjuiste opvatting over de rangorde tussen verkeerslichten, andere verkeerstekens en verkeersregels. Over deze rangorde zijn in het RVV 1990 de volgende regels opgenomen:
- art. 63: Verkeerstekens gaan boven verkeersregels, voor zover deze regels onverenigbaar zijn met deze tekens.
- art. 64: Verkeerslichten gaan boven verkeerstekens die de voorrang regelen.

Art. 63 RVV 1990 geeft een oplossing voor de situatie waarin op een kruising met verkeerslichten een bestuurder bij groen de kruising oprijdt, waarna een aanrijding ontstaat met een van rechts komende en door rood licht rijdende bestuurder. In deze situatie is het groene licht als verkeersteken onverenigbaar met de regel van art. 15 lid 1 RVV 1990, waarin is aangegeven dat op kruisingen bestuurders aan voor hen van rechts naderende bestuurders voorrang dienen te verlenen. Het gevolg is dat de voorrangsregel van art. 15 lid 1 RVV niet geldt voor de bestuurder die bij groen licht de kruising oprijdt. Anders is de uitkomst in de situatie waarin op een kruising twee elkaar tegemoet komende bestuurders tegelijk groen hebben, waarbij de een rechtdoor gaat en de ander naar links afslaat. Het voor beiden geldende groene licht laat onverlet dat de afslaande bestuurder de rechtdoor gaande bestuurder overeenkomstig art. 18 lid 1 RVV 1990 voor moet laten gaan. In deze situatie is geen sprake van onverenigbaarheid van verkeersregel en -teken, zodat teken en regel tegelijkertijd gelding hebben.

Deze opmerkingen zijn van belang voor kruisingen met verkeerslichten waarbij fietsers uit alle richtingen tegelijk groen krijgen. Het ‘groen’ van de verkeerslichten laat onverlet dat de art. 15 lid 1 en 18 lid 1 RVV 1990 een rangorde geven voor de voorrang van het van rechts komende fietsverkeer en het voor laten gaan van rechtdoor rijdende fietsers. ‘Alle richtingen tegelijk groen’ heeft dus niet tot gevolg dat op de kruising slechts de wetten van de jungle gelden, maar dat het verkeer zich dient af te wikkelen met inachtneming van de meest basale verkeersregels van het RVV 1990.

Als ik de opmerkingen van de heer Van Dorp goed begrijp, verschillen wij wel van mening over de rangorde tussen verkeerslichten en verkeerstekens die de voorrang regelen. Dit meningsverschil betreft de situatie waarin op een kruising van een voorrangsweg met twee zijwegen een verkeerslichtinstallatie is aangebracht. De voorrangsweg is aangeduid met bord B1 (voorrangsweg) en op de aansluitpunten van de zijwegen met de voorrangsweg staan borden B7 (stop, verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg) en zijn haaientanden aangebracht. De heer Van Dorp lijkt het standpunt in te nemen dat bij ‘alle richtingen groen’ de voorrangstekens van kracht blijven. Dat lijkt mij echter niet het geval. Als de verkeerslichtinstallatie in werking is, volgt uit art. 64 RVV 1990 categorisch dat de verkeerslichten de toepassing van de verkeerstekens uitsluiten. Hieruit volgt dat bij een regeling voor fietsers ‘alle richtingen tegelijk groen’ de regeling van de voorrang door middel van verkeerstekens niet van toepassing is. Overeind blijft dat de art. 15 lid 1 en 18 lid 1 RVV 1990 wel van toepassing zijn!

Op de vraag of bovenstaande uitkomsten bij alle verkeersdeelnemers bekend zijn en als begrijpelijk worden ervaren, hoeft op deze plaats geen antwoord te worden gegeven (hoewel ik het antwoord wel kan raden). Wel meen ik dat voor de regelgever verstandig is om bij een grootschalige invoering van een voor fietsers geldend ‘alle richtingen tegelijk groen’ hiervoor afzonderlijke voorzieningen op te nemen in het RVV 1990.

Joep Simmelink



***

Reactie van Michiel Claesen:

Uit de uitgebreide reactie van de heer Van Dorp leid ik af dat wij het eens zijn als het gaat over de opvatting dat op kruisingen met een regeling van de verkeerslichten voor fietsers ‘alle richtingen tegelijk groen’ de verkeersregels van het RVV 1990 niet van toepassing zouden zijn. Van de zijde van verzekeraars en de politie wordt verkondigd dat deze opvatting juist zou zijn, maar dit standpunt berust op een onjuiste opvatting over de rangorde tussen verkeerslichten, andere verkeerstekens en verkeersregels. Over deze rangorde zijn in het RVV 1990 de volgende regels opgenomen:
- art. 63: Verkeerstekens gaan boven verkeersregels, voor zover deze regels onverenigbaar zijn met deze tekens.
- art. 64: Verkeerslichten gaan boven verkeerstekens die de voorrang regelen.

Art. 63 RVV 1990 geeft een oplossing voor de situatie waarin op een kruising met verkeerslichten een bestuurder bij groen de kruising oprijdt, waarna een aanrijding ontstaat met een van rechts komende en door rood licht rijdende bestuurder. In deze situatie is het groene licht als verkeersteken onverenigbaar met de regel van art. 15 lid 1 RVV 1990, waarin is aangegeven dat op kruisingen bestuurders aan voor hen van rechts naderende bestuurders voorrang dienen te verlenen. Het gevolg is dat de voorrangsregel van art. 15 lid 1 RVV niet geldt voor de bestuurder die bij groen licht de kruising oprijdt. Anders is de uitkomst in de situatie waarin op een kruising twee elkaar tegemoet komende bestuurders tegelijk groen hebben, waarbij de een rechtdoor gaat en de ander naar links afslaat. Het voor beiden geldende groene licht laat onverlet dat de afslaande bestuurder de rechtdoor gaande bestuurder overeenkomstig art. 18 lid 1 RVV 1990 voor moet laten gaan. In deze situatie is geen sprake van onverenigbaarheid van verkeersregel en -teken, zodat teken en regel tegelijkertijd gelding hebben.

Deze opmerkingen zijn van belang voor kruisingen met verkeerslichten waarbij fietsers uit alle richtingen tegelijk groen krijgen. Het ‘groen’ van de verkeerslichten laat onverlet dat de art. 15 lid 1 en 18 lid 1 RVV 1990 een rangorde geven voor de voorrang van het van rechts komende fietsverkeer en het voor laten gaan van rechtdoor rijdende fietsers. ‘Alle richtingen tegelijk groen’ heeft dus niet tot gevolg dat op de kruising slechts de wetten van de jungle gelden, maar dat het verkeer zich dient af te wikkelen met inachtneming van de meest basale verkeersregels van het RVV 1990.

Als ik de opmerkingen van de heer Van Dorp goed begrijp, verschillen wij wel van mening over de rangorde tussen verkeerslichten en verkeerstekens die de voorrang regelen. Dit meningsverschil betreft de situatie waarin op een kruising van een voorrangsweg met twee zijwegen een verkeerslichtinstallatie is aangebracht. De voorrangsweg is aangeduid met bord B1 (voorrangsweg) en op de aansluitpunten van de zijwegen met de voorrangsweg staan borden B7 (stop, verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg) en zijn haaientanden aangebracht. De heer Van Dorp lijkt het standpunt in te nemen dat bij ‘alle richtingen groen’ de voorrangstekens van kracht blijven. Dat lijkt mij echter niet het geval. Als de verkeerslichtinstallatie in werking is, volgt uit art. 64 RVV 1990 categorisch dat de verkeerslichten de toepassing van de verkeerstekens uitsluiten. Hieruit volgt dat bij een regeling voor fietsers ‘alle richtingen tegelijk groen’ de regeling van de voorrang door middel van verkeerstekens niet van toepassing is. Overeind blijft dat de art. 15 lid 1 en 18 lid 1 RVV 1990 wel van toepassing zijn!

Op de vraag of bovenstaande uitkomsten bij alle verkeersdeelnemers bekend zijn en als begrijpelijk worden ervaren, hoeft op deze plaats geen antwoord te worden gegeven (hoewel ik het antwoord wel kan raden). Wel meen ik dat voor de regelgever verstandig is om bij een grootschalige invoering van een voor fietsers geldend ‘alle richtingen tegelijk groen’ hiervoor afzonderlijke voorzieningen op te nemen in het RVV 1990.

Joep Simmelink



***

Reactie van vandorp:

Ik dank de heer Simmelink voor zijn uitgebreide reactie. Boeiend dat we door de argumentenuitwisseling op bepaalde punten duidelijker kunnen worden en tot elkaar kunnen komen. Ik wil graag nog een laatste poging wagen om ook op het punt van die verkeerstekens nog een stap te zetten.
Eerst wil ik wijzen op de relevantie van de discussie. Op internetfora kom je vaak de vraag tegen hoe als automobilist te handelen op vollopende (grote) kruisingen met verkeerslichten. In het drukke Rotterdam komt het regelmatig voor dat ik een groen verkeerslicht passeer, even stil sta op de overvolle kruising en dat er rechts van mij auto's staan die in een eerdere fase groen hebben gehad. Deze auto's staan in dit voorbeeld achter haaientanden maar zijn bord B7 en de verkeerslicht-stopstreep al gepasseerd. De afstand tussen de stopstreep en de haaientanden is zo groot dat daar verschillende auto's kunnen staan. Moet ik deze auto's nu voorrang verlenen of juist niet? Nu wordt deze situatie in de praktijk gelukkig meestal soepel opgelost, maar hoe zit het formeel? Zouden hier wél de verkeersregels gelden (rechts gaat voor) maar niet de voorrangstekens (zij naderen een voorrangskruising en moeten mij voorrang verlenen)?
Het tweede voorbeeld betreft de tram, waar de impact van een aanrijding natuurlijk veel groter is. Tram A rijdt op een voorrangsweg en buigt naar links af. Tram B komt van rechts en passeert bord B7. Beide krijgen tegelijkertijd wit-knipper (“doorgaan”) van de verkeerslichtinstallatie (een situatie die in het OV vaak voorkomt). Volgens de heer Simmelink zou dan hier gelden dat tram B voorrang heeft op A (B komt van rechts) en dat A – als gevolg van de werking van artikel 64 - zich niet kan beroepen op het feit dat hij op een voorrangsweg rijdt. Volgens mij is – in navolging van de redenering bij artikel 63 - ook artikel 64 hier niet van toepassing. Bij mij is het dus net andersom: B moet A voorrang verlenen. Toch wel een relevant en risicovol verschil!

Hoe komen we hier uit? Artikel 63 stond ook in het oude RVV (onder een ander nummer) maar zonder de bijzin: “voor zover deze regels onverenigbaar zijn met deze tekens”. Naar ik aanneem was het vóór 1990 toch ook zo dat bijvoorbeeld bij gelijktijdig tegenoverliggend groen, algemeen werd aangenomen dat rechtdoor op dezelfde weg vóór ging. Daar was de tekst van die bijzin dus niet voor nodig. Dat zinsdeel is in 1990 toegevoegd met een speciale reden. De nota van toelichting zegt hierover: “Het komt wel eens voor dat een verkeersteken in overeenstemming is met een verkeersregel”. Als voorbeeld wordt genoemd een bord maximumsnelheid 50 km/uur geplaatst binnen de bebouwde kom. Er waren discussies bij een overtreding of men de verdachte moest verwijten de verkeersregel of het verkeersteken te hebben geschonden. Met de bijzin moest daar duidelijkheid over ontstaan. Voor artikel 64 (nieuw in 1990) was die bijzin niet nodig.
Stel nu dat de bijzin niet was toegevoegd, dan was de RVV tekst:
– art. 63: Verkeerstekens gaan boven verkeersregels
– art. 64: Verkeerslichten gaan boven verkeerstekens die de voorrang regelen
Artikel 63 en 64 zijn dan taaltechnisch gelijk geformuleerd. Zouden we nu ook zeggen dat regels (in de praktijk voorrangsregels) wél toegepast moeten worden achter (groene) verkeerslichten en voorrangstekens nooit, “categorisch” niet?
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de wetgever bedoelde dat artikel 63 én 64 alleen gelden vóór/bij de verkeerslicht-stopstreep en niet als doel hadden om de kruising verder geheel te ontregelen. Anders gezegd: als bij verkeerslichten door groen rijdende bestuurders rijwegconflicten hebben, dan gelden daarvoor de onderliggende systemen. Die systemen zijn dan in volgorde: de voorrangstekens en als die er niet zijn of niet (voldoende) regelend zijn de (voorrangs)regels. Het maakt daarbij niet uit of die rijwegconflicten het gevolg zijn van configuratie van de installatie (bijvoorbeeld geen apart licht voor linksaf), van afstelling (meerdere of zelfs alle lichten tegelijkertijd groen) of van het vollopen van een kruising.

Ik maak tenslotte nog wel de aantekening dat de wetgever bij deze artikelen waarschijnlijk niet dacht aan deze discussie. In de nota van toelichting worden bij artikel 63 de verkeerslichten in het geheel niet genoemd; bij artikel 64 gaat het alleen om de auto die door rood licht rijdt. Wellicht zijn we bezig om deze artikelen betekenis te geven in andere situaties dan die de opstellers voor ogen hadden. Maar goed, daar is op zich niets op tegen, ook een rechter zal dat moeten doen.