Rijsterbos
Nederland, Friesland, Rijs
In het voorjaar staat de slottuin bij het Rijsterbos vol bontgekleurde bloemen. Van krokus tot wilde tulp en van longkruid tot holwortel. Het zijn stinsenplanten, sierlijke bol- en knolgewassen die vroeger bij landhuizen, pastorieën en boerenhoeven werden aangeplant; het Friese woord ‘stins’ betekent ‘steenhuis’. Huize Rijs en de slottuin werden in 1937 verkocht en gesloopt, maar de tuin is inmiddels in al zijn glorie hersteld. De stinsenbloemen zorgen voor een fleurige afsluiting van deze wandeling. Verder wandel je door het Rijsterbos, een landgoedbos dat is aangelegd op de glooiingen van het Friese Gaasterland.
Hond mee: tijdens deze hele route zijn honden aangelijnd toegestaan.
Toegankelijkheid: deze route is niet geschikt voor mindervaliden, vanwege de smalle bospaden met boomwortels.
Paden: 66% onverhard.
Startpunt: Parkeerplaats Rijsterbos, hoek Marder Leane en Leise Leane, Rijs
1. Loop vanaf de parkeerplaats naar de ingang van het Rijsterbos, tegenover de Leise Leane en sla LA. Loop langs de "slagboom" het bos in en sla na 150 m LA. Volg nu de blauwe paaltjes route door het bos tot voorbij het Mirnserklif aan het IJsselmeer.
2. Na oversteken asfaltweg (voor de tweede keer) bij paddenstoel 20913 blauwe route verlaten en verder over verhard fietspad.
3. Na ruim 1 km (bij boerderij) bij paddenstoel 23939 ra richting Hemelum. Aan het einde bij paddenstoel 20354 ra. Bij boerderij rd via fietspad. Einde la en direct ra. Na weitje (rechts) LA en blauwe paaltjes volgen tot de slottuin.
4. Hier het rechte betonnen pad nemen en dan verder via één van de slingerende paden door de slottuin naar de uitgang, de grote metalen poort. Hier RA om weer te terug te keren bij de parkeerplaats.
In het Rijsterbos is in elke seizoen wel iets bijzonders te zien. Wat kun je tegenkomen?
Voorjaar
Zomerklokje (Slottuin, maart), lelietjes der dalen, bosanemoon, dalkruid, daslook, gewone salomonszegel. Verder meikevers, reekalveren, jonge dassen, en diverse broedvogels als grote bonte specht, boomklever, tjiftjaf, appelvink, en heel bijzonder soms de wielewaal.
Zomer
Varens: brede stekelvaren, adelaarsvaren, koningsvaren, dubbelloof en eikvaren. Verder vingerhoedskruid, grasklokje en leeuwentand. Diverse zangvogels als zanglijster, vink, roodborst, pimpelmees, zwartkop, houtduif. Diverse vleermuizensoorten als rosse vleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis en laatvlieger.
Herfst
trekvogels, kruisbek, houtsnip, sijsje, bonte vliegenvanger, buizerd. Prachtige kleuren, reeën. Meer dan 120 soorten paddenstoelen, zoals vliegenzwam, honingzwam, eekhoorntjesbrood, grote stinkzwam, rode koolzwam, gewoon elvenbankje, porseleinzwam en echte tonderzwam.
Winter
Goudhaantje, vuurgoudhaantje, staartmees, koolmees, kruisbek en boomklever.
Meer informatie: it Frykse Gea.
Het Rysterbosk op zijn Fries, is één van de bekendste wandelbossen in Fryslân. Het is een groots wandelbos in het golvende Gaasterland. Majestueuze beuken en eiken houden de wacht over de belangrijkste slagader ‘de Murnserleane’ in het bos. Ruim honderdduizend voeten betreden jaarlijks deze laan. Van kleine kindervoetjes tot fanatieke wandelaars. Allemaal maken ze een mooie tocht over de adellijke hoofdlaan, met als beloning het indrukwekkende uitzicht over het IJsselmeer bij Mirns.
In het donkere, vochtige Rijsterbos doen varens het prima. Overal langs de paden ontdekt u dubbelloof, brede stekelvaren en eikvaren. Sommige varensoorten blijven de hele winter groen, andere verliezen in de herfst hun blad. De ondergrondse wortelstok gaat dan in winterrust. Zo rond april-mei komen hieruit nieuwe scheuten te voorschijn. Ze zijn opgerold als de staf van Sinterklaas en groeien razendsnel. Zou u de wandeling de volgende dag nogmaals doen, dan zouden ze duidelijk een stuk verder zijn uitgerold.
Speuren naar dassensporen
Talrijke dieren laten zich in het Rijsterbos zien of horen, maar de das is daar niet bij. Die zit de hele dag weggestopt in een van de burchten die het bos rijk is. Pas in de late schemering komt hij naar buiten om in de omliggende weilanden naar regenwormen te zoeken. Overdag zijn alleen de sporen zichtbaar. Zoals de vaste looproutes of ‘dassenwissels’, haren in het prikkeldraad, pootsporen in de modder en, heel kenmerkend, putjes van zo’n 10 cm diep met onder in een hoopje mest. De jongen worden doorgaans in februari geboren, maar pas in april of mei wagen ze zich voor het eerst naar buiten. Daarna duurt het nog maanden voor ze meegaan op voedseltocht.
In mei is het veld naast het pad bedekt met lelietje-van-dalen en salomonszegel. Beide soorten worden soms tot de stinsenplanten gerekend. In het Rijsterbos zijn ze niet aangeplant, maar komen ze van oudsher voor. De salomonszegel heeft witte bloemetjes die netjes naast elkaar aan een gebogen stengel hangen. Bij het lelietje-van-dalen staat de stengel meer rechtop en hebben de bloemetjes de vorm van een kroontje. In Frankrijk en België geven de mensen elkaar op 1 mei (dag van de arbeid) een lelietje-van-dalen als symbool van lente en geluk. Maar pas op: dit heerlijk geurende plantje is behoorlijk giftig. Naast deze oude bossoorten vind je er ook echte bosplanten als bosanemoon en dalkruid.
Langs het IJsselmeer is door kustafslag een steile rand ontstaan, het Mirnser Klif. De helling staat vol met bloeiende struiken, waaronder de brem met zijn opvallende gele bloemen. De eenstijlige meidoorn pronkt met witte bloesems en de ook al wit bloeiende sleedoorn is herkenbaar aan de gevaarlijk ogende doorns. Even verderop, in de rietstrook, zijn eind april of begin mei de rietvogels druk bezig met het voeden van hun pasgeboren kuikens. Met een beetje geluk en als je stil bent hoor je de roerdomp hoempend roepen in de rietkraag van het Mirnser klif.
Bij de boerderij is meestal wel een clubje zwaluwen te zien dat met acrobatische toeren insecten vangt. Daar zijn ze goed in, want een enkele zwaluw kan per week wel 50.000 (!) muggen, motten en andere insecten vangen. Meestal gaat het om boerenzwaluwen: gevorkte staart, witte buik en zwartblauwe rug. De huiszwaluw lijkt erop, maar die heeft een forse witte vlek boven zijn staart. Beide soorten overwinteren ten zuiden van de Sahara en keren in de loop van april en mei terug naar Nederland, vaak zelfs naar hun oude nest.
Grote kans dat het weitje rechts van het pad flink is ‘gemold’ door molshopen en mollengangen. De mol gaat niet in winterslaap, maar kruipt in de winter wél dieper onder de grond. In de lente komt hij naar boven en wordt dan meteen erg actief: per uur kan hij wel 15 m aan nieuwe gangen graven. De overtollige grond duwt hij als molshopen naar boven. Een extra grote hoop kan duiden op een nest er vlak onder. In april-mei krijgt de vrouwtjesmol drie tot vijf jongen, die zo’n vijf weken in het nest blijven.
De route eindigt in de Slottuin. Het ontstaan van het Rijsterbos vindt zijn oorsprong in 1676 toen admiraliteit Hiob de Wildt hier een landgoed stichtte. Rond de woning, al gauw Huize Rijs genoemd bevond zich een slotgracht met een slottuin. Het laatste Huize Rijs werd in 1937 verkocht en gesloopt, maar de tuin is volgens de Engels landschapstijl in al zijn glorie hersteld. In 2008 is dit gedaan door het opnieuw uitgraven van de oude slotgracht en vijver. Ook zijn bomen en struikenpartijen aangeplant en slingerende paadjes aangelegd. In maart vind je er duizenden zomerklokjes. Het lijkt wat op een sneeuwklokje, maar is een slag groter en heeft groene vlekjes op de hangende witte bloemen. In de zomer is het zeer kleurrijk van de wilde planten die er groeien. Tegen de bosrand bevindt zich een prachtige boomgaard met oude fruitrassen die een prachtige bloesem draagt in het vroege voorjaar.