Naar de inhoudLogo van de ANWBANWB Homepage

Wegversmalling, linker rijbaan vervalt, pijlen naar rechts op linker rijbaan.

Vraag gesteld door Dan 4x4 op 17 juli 2018

De weg heeft twee banen in dezelfde rijrichting, gescheiden door een enkele onderbroken lijn, geen blokken. De linker baan vervalt door een wegversmalling ; daar staan verdringingspijlen op het wegdek naar de rechter baan. Algemeen zou de bestuurder die van de linkerbaan naar de rechter baan gaat niet de bestuurder op de rechter baan mogen hinderen. Maar de verdringingspijlen geven 'een verplichte rijrichting' aan : men moet naar de rechter rijbaan. Is men - vanwege de pijl als verkeersteken - verplicht de bestuurder op de linkerbaan voorrang te verlenen ; de kans te geven in te voegen ? Stel dat het niet zo is ; er hoeft geen voorrang te worden verleend. Maar de bestuurder op de rechter rijbaan heeft de indruk gewekt dat hij /zij voorrang geeft, maar geeft op het laatste moment gas waardoor hij de invoegende auto rechts inhaalt. Om zijn/haar doel te bereiken wijkt de bestuurder op de rechter rijbaan uit via een inrit of stoep en raakt op dat moment de invoegende bestuurder van de linker baan aan de rechterkant. De bestuurder die eerst op de linkerbaan was is ondertussen al op de rechter rijbaan. De rechter auto bevind zich ten dele buiten de rijbaan. Wie is er fout ? De bestuurder in de linkerauto mocht veronderstellen dat hij er tussen werd gelaten. De rechter auto haalt rechts in en bevind zich buiten de rijbaan en mag niet zomaar terug de rijbaan oprijden. Is er iemand fout, of is dit gedeelde schuld. Wat als de rechter bestuurder ook nog eens wegreed uit stilstand [file op twee rijbanen ] en de al rijdende linker auto daarna raakt.

Antwoord van Annemieke

Antwoord van Annemieke

ANWB Expert

U heeft een vraag over de verkeersregels bij wegversmallingen.

U beschrijft een tweebaansweg, waarvan de linkerbaan verplicht in moet voegen in de rechterbaan.

Het wisselen van rijbaan valt onder de zogenaamde "bijzondere manouevres" in de wet. De regel hierbij is als volgt:

  • Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan.
Het uitganspunt is dus dat de auto die van rijbaan wisselt de andere verkeersdeelnemer voor moet laten gaan.

Vervolgens beschrijft u nog de situatie waarbij het even leek alsof er voorrang werd gegeven door de auto die op de rechter rijbaan reed en bleef. Uiteindelijk werd deze voorrang toch niet verleend.

Als er aangegeven wordt dat voorrang wordt gegeven, dan mag je er van uitgaan dat dit ook gebeurd. Het zogenaamde vertrouwensbeginsel. De vraag is wel op grond waarvan ervan mocht worden uitgegaan dat van rijbaan gewisseld kon worden. Ook moet worden bewezen dat eerst voorrang werd verleend. Bewijs kan bijvoorbeeld door middel van getuigen.

Ontstaat er een aanrijding, dan zal degene die van rijbaan wisselt moeten aantonen dat de auto op de rechterrijbaan voorrang verleende en daarna versnelde. Een gedeelde schuld is dan niet ongebruikelijk, bijvoorbeeld ieder 50%.